Op 4 oktober 2006 liet verzoeker zijn kentekenbewijs schorsen op het postagentschap te L. Zijn verzoek was een schorsing van twee maanden omdat hij op 27 december 2006 met de auto met op vakantie wilde. Volgens de medewerker van het postagentschap was een schorsing van twee maanden niet mogelijk, maar kon de schorsing wel op ieder moment worden opgeheven. Bij brief van 1 november 2006 informeerde de Centrale administratie van de Belastingdienst verzoeker dat hij gedurende de schorsingsperiode geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd was, mits de schorsingsperiode minimaal drie maanden duurde. Verzoeker klaagde erover dat hij op het postkantoor onvoldoende was geïnformeerd over de gevolgen van schorsing van het kentekenbewijs voor de motorrijtuigenbelasting. Verzoeker stelde dat hij al het nodige heeft gedaan om van het postagentschap waar hij het kentekenbewijs liet schorsen deze informatie te verkrijgen. De Dienst Wegverkeer (RDW) en Postkantoren BV vonden dat het niet op de weg van de medewerker van het postagentschap lag om verzoeker te informeren over de gevolgen van schorsing van het kentekenbewijs voor de motorrijtuigenbelasting, maar dat dit een taak was voor de Belastingdienst en dat verzoeker zelf verantwoordelijk was om deze informatie te achterhalen.
De Nationale ombudsman volgde de RDW en Postkantoren BV niet in hun standpunt dat het niet de verantwoordelijkheid is van de medewerkers van de postkantoren om bij een verzoek om schorsing de burger te wijzen op onder meer de minimum schorsingsperiode voor de motorrijtuigenbelasting. Eén van de wettelijke taken van de RDW is het schorsen van de geldigheid van kentekenbewijzen. De schorsing geldt voor de APK-keuringsplicht, de verzekeringsplicht en de verplichting tot het betalen van motorrijtuigenbelasting. Nu de handeling van de RDW (schorsing van het kentekenbewijs) belangrijke wettelijke verplichtingen van de burger opschort, dient de instantie die de schorsing verricht (of laat verrichten) als daartoe aanleiding is adequate informatie te verstrekken over de consequenties van het schorsen. Daartoe behoort ook informatie over de wettelijke bepaling dat geen motorrijtuigenbelasting wordt geheven, tenzij de schorsing minder dan drie maanden duurt. Dit past ook in hetgeen is overeengekomen tussen de RDW en Postkantoren over advisering over kentekenregistratie. Daaraan doet niet af dat de Belastingdienst de uitvoerende instantie is voor de motorrijtuigenbelasting. Dit te meer nu het voor de burger niet zou hoeven uit te maken op welke wijze de overheid de uitvoering van zijn taken regelt.
Door niet te wijzen op de gevolgen voor de motorrijtuigenbelasting van een schorsing van het kentekenbewijs korter dan drie maanden, had de het postagentschap, namens de RDW, gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. De RDW kon naar het oordeel van de Nationale ombudsman in dit geval in redelijkheid niet het verzoek om restitutie van het schorsingstarief afwijzen. Daarmee heeft de RDW gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste.