2007/230

Rapport

Verzoekster zag dat haar weggelopen bijna meerderjarige dochter in het geheim was getrouwd met een Islamitische man, dat zij radicaliseerde en dat zij kwam te verkeren in de invloedsfeer van mensen die in verband werden gebracht met de Hofstadgroep. Verzoekster deed bij de politie aangifte van vermissing. De dochter liet uiteindelijk weten dat zij wilde dat haar ouders haar voorlopig met rust zouden laten. Zij wilde niet meer naar huis komen.

Verzoekster klaagde erover dat de politie te weinig ondernam naar aanleiding van haar melding. In het bijzonder klaagde zij erover dat de politie naliet om de nieuwe echtgenoot van haar dochter te horen. Zij had van de politieambtenaren verwacht dat zij haar dochter hadden opgespoord en thuisgebracht.

De Nationale ombudsman constateerde dat de politie de volgende acties had ondernomen: er werd een inschatting gemaakt van de ernst van de zaak, de dochter werd landelijk gesignaleerd, de politie hoorde een aantal (ouders van) vriendinnen en medewerkers van de school. Ook verrichtte de politie een onderzoek in haar computer. Een kleine twee weken na verzoeksters melding ondernam de politie actie om in contact te treden met de echtgenoot, juist op een moment dat verzoekster haar dochter ontmoette en met haar sprak. De signalering werd ingetrokken. Dat de politie hierop besloot niet langer het contact te zoeken met de echtgenoot was naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet onredelijk. Ook meer algemeen was de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie voldoende had gereageerd op verzoeksters melding. Het politieoptreden leverde geen strijd op met het vereiste van actieve en adequate informatie­verwerving.

De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging "behoorlijk"

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Onvoldoende actie ondernomen naar aanleiding van verzoeksters melding van de vermissing van haar dochter.

Oordeel:

Niet gegrond