2007/205

Rapport

Verzoekster meldde zich vanuit de WW op 10 maart 2006 ziek. Het UWV stuurde verzoekster een beslissing en diverse brieven over de ZW-uitkering toe. De ZW-uitkering was lager dan de WW-uitkering, doordat het UWV in eerste instantie verzoekster noch een toeslag noch een kopje had toegekend. Bij besluit van 29 juni 2006 werd een toeslag van € 6,33 toegekend.

Over de hoogte van de ZW-uitkering en de toeslag alsmede de vraag of verzoekster tevens recht op een kopje had, werden diverse telefoongesprekken gevoerd tussen een medewerker van het UWV en de Nationale ombudsman. Op 7 maart 2007 gaf de medewerker van het UWV aan dat de hoogte van het dagloon ZW en de hoogte van de toeslag niet juist waren. Verder zou verzoekster nog recht op een kopje hebben en het UWV zou daarover nog een besluit nemen.

Bij besluit van 7 maart 2007 wijzigde het UWV het dagloon ZW. Met de brief van 5 april 2007 deelde het UWV mee dat verzoekster recht had op een toeslag van € 2,39.

Op 5 en 13 april vonden er gesprekken plaats tussen eerder vermelde medewerkers van het UWV en de Nationale ombudsman. Tijdens deze gesprekken gaf het UWV aan dat de handmatige berekening van de toeslag een ander bedrag opleverde dan de berekening volgens het systeem. Na intern beraad stelde het UWV op 17 april 2007 zich op het standpunt dat de berekening van het systeem gevolgd moest worden.

Op 17 april 2007 kende het UWV verzoekster een kopje van € 3,94 toe. Naar aanleiding hiervan is diverse malen contact geweest tussen het UWV en de Nationale ombudsman over de berekening van de toeslag en het kopje.

Op 20 juli 2007 erkende het UWV dat de berekening van de toeslag niet juist was en verstrekte het duidelijkheid over de toeslag. Uit de toelichting bleek het verschil tussen de toeslag bij de WW- en de ZW-uitkering te liggen aan het aantal uitkeringsdagen per jaar. De WW gaat uit van 261 dagen en de ZW van 260 dagen.

Het verschil tussen de bedragen van het kopje bij de ZW- en de WW-uitkering werd veroorzaakt door een verschil in de berekening van de loonheffing. Bij de ZW-uitkering werd rekening gehouden met de arbeidskorting. Bij de WW-uitkering was dit niet het geval. De ingehouden loonheffing bij de WW was daardoor iets hoger. Als gevolg daarvan was het kopje bij de WW-uitkering iets hoger dan bij de ZW-uitkering omdat het een bruto aanvulling is om een uitkering op het netto sociaal minimum te laten uitkomen.

De No oordeelde dat de wijze waarop het UWV informatie verstrekte over het recht op de ZW-uitkering, toeslag en kopje, in strijd was met het vereiste van rechtszekerheid. Uitkeringsgerechtigden mogen er namelijk op vertrouwen dat het UWV als uitkeringsinstantie in staat is de vaststelling van het recht op een uitkering, een toeslag en een kopje alsmede de hoogte ervan, op een correcte wijze uit voeren.

Instantie: UWV Groningen

Klacht:

Geen duidelijkheid verstrekt over verzoeksters recht op toeslag en een andere toeslag 'het kopje' genoemd .

Oordeel:

Gegrond