Op 15 november 2005 heeft verzoeksters gemachtigde bij de officier van justitie om toezending van een kopie van het proces-verbaal van aangifte jegens verzoeksters ex-echtgenoot verzocht. Verzoekster wilde deze kopie hebben om een aanvraag in te kunnen dienen om wijziging van haar verblijfsvergunning. De officier van justitie heeft op 30 januari 2006 meegedeeld dat zij niet aan dit verzoek zou voldoen, aangezien de aangifte als onbetrouwbaar en niet geloofwaardig wordt beschouwd. De aangifte is geseponeerd, waartegen door verzoekster op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (Sv) beklag is ingediend.
Verzoekster klaagt erover dat de hoofdofficier van justitie te Zwolle haar verzoek om verstrekking van het proces-verbaal van de aangifte die zij in september 2005 te Rotterdam heeft gedaan heeft afgewezen.
De No stelde allereerst vast dat verstrekking van een proces-verbaal van aangifte in dit geval een verstrekking betreft van strafvorderlijke gegevens aan derden voor een buiten de rechtspleging gelegen doel, namelijk om een wijziging van een verblijfsvergunning te vragen. Op dergelijke verstrekkingen is de Wjsg van toepassing. De verstrekking van strafvorderlijke gegevens dient in verhouding te worden bezien met het doel van het verzoek. Het doel van verzoekster valt niet onder de Wjsg. Aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de ex-echtgenoot wordt een zwaarder gewicht toegekend dan aan het belang van verzoekster. De minister van Justitie heeft een juiste afweging van belangen gemaakt en niet onjuist gehandeld door aan het doel van verzoekster geen hogere prioriteit te geven dan aan het privacybelang van de ex-echtgenoot.
De hoofdofficier van justitie heeft niet gehandeld in strijd met het redelijkheidvereiste. De No achtte de onderzochte gedraging behoorlijk.