2007/172

Rapport

Een politieambtenaar rapporteerde aan woningstichting X dat hem bij het raadplegen van het bedrijfs­processensysteem van de politie (BPS) was gebleken dat verzoeker tien keer stond geregistreerd inzake geluid- en stank­overlast. Ook rapporteerde de ambtenaar dat de politie drie keer een onderzoek had ingesteld ter zake van de Opiumwet, dat er twee keer een hennepplantage was aangetroffen van meer dan 200 planten en dat er ten aanzien van de overtreding van de Opiumwet jegens verzoeker proces-verbaal was opgemaakt. Verzoeker klaagde er over de verstrekking van deze informatie door de politie aan de woningstichting. In dit verband klaagde hij er ook over dat de politie informatie had verstrekt die afkomstig was van een klapper van de wijkagent.

De Nationale ombudsman overwoog het volgende. Ingevolge artikel 30 Wet politieregisters (Wpolr) kunnen gegevens aan benadeelden worden verstrekt "voor zover een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat, dan wel de uitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt, tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt". Het rapport "Politie­gegevens beschermd" van de Registratiekamer geeft een toelichting op het verstrekkingsregime van de Wpolr. Het rapport geeft onder meer aan dat aan toepas­sing van artikel 30 Wpolr als basis voor verstrekking een drietal voorwaarden dient te worden gesteld, te weten: de verstrekking dient ter uitvoering van de politietaak, de verstrekking betreft enkel verstrekking in bijzondere gevallen en de verstrekking moet voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Toetsend aan deze voorwaarden was de Nationale ombudsman van oordeel dat er sprake van een zwaarwegend openbaar belang dat de verstrekking van persoonsgegevens uit politieregisters in dit geval rechtvaardigde. Voorts achtte de Nationale ombudsman het aannemelijk dat het hier een bijzonder geval betrof. Verder had de politie op grond van het geconstateerde zwaarwegend openbaar belang in redelijkheid kunnen beslissen om het belang van de buurtbewoners zwaarder te laten wegen dan het belang van verzoeker, waarmee aan het proportionaliteitsvereiste was voldaan. Ook was gebleken dat aan de subsidiariteiteis was voldaan. Al met al had de verstrekking aan de voorwaarden voldaan en was de Nationale ombudsman van oordeel dat was komen vast te staan dat de politie niet had gehandeld in strijd met verzoekers recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Wel merkte de Nationale ombudsman op dat uit de stukken voren was gekomen dat de politie niet alleen persoons­gegevens uit een politieregister had verstrekt, maar de woningstichting ook had geïnformeerd over zaken die de ambtenaar "ambtshalve" bekend waren. Dit was niet juist. Echter, nu deze gegevens wanneer zij wél in BPS waren gezet, wél hadden mogen worden verstrekt, ging het de Nationale ombudsman te ver om te oordelen dat de politie hiermee in strijd had gehandeld met verzoekers recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. De onderzochte gedraging was behoorlijk.

Instantie: Regiopolitie Limburg Zuid

Klacht:

Informatie over verzoeker verstrekt aan woningstichting.

Oordeel:

Niet gegrond