Ambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland hielden een verkeerscontrole waaraan verzoeker werd onderworpen. Verzoeker kreeg twee bekeuringen wegens het niet kunnen tonen van een kentekenbewijs en het niet voldoen van de kentekenplaten aan de daartoe gestelde eisen. Achteraf bleken de kentekenplaten wel juist, zodat de officier van justitie deze beschikking vernietigde.
Verzoeker klaagde erover dat de politie hem bij een verkeerscontrole tussen het uitschrijven van de eerste en de tweede beschikking onnodig lang heeft opgehouden.
De Nationale ombudsman overwoog dat de betrokken ambtenaar de eerste beschikking nog verder diende uit te schrijven en voorts een aantal systemen diende te raadplegen.
Toen bleek dat er op het kentekenbewijs een duplicaatcode was afgegeven, heeft de betrokken ambtenaar meteen de hulp ingeroepen van een ervaren collega, die evenmin met de situatie bekend was.
De Nationale ombudsman achtte het aannemelijk dat het feit dat het om een situatie ging die niet vaak voorkomt, heeft bijgedragen aan de duur van het oponthoud. Er diende immers navraag en controle plaats te vinden met betrekking tot de kentekenplaten. De Nationale ombudsman achtte een oponthoud van twintig minuten in dit kader niet onaanvaardbaar. Dat de aankondiging van de beschikking achteraf onjuist bleek te zijn, deed hieraan niet af.
De politie had niet in strijd met het vereiste van voortvarendheid gehandeld.
Verzoeker klaagde verder nog over de wijze waarop de politie haar beslissing om het verzoek om schadevergoeding af te wijzen, had gemotiveerd.
