Een aantal straten in de wijk waarin verzoeker woont, moest worden herbestraat. De gemeente besloot in het kader van de uitvoering van een landelijk programma ter bevordering van de verkeersveiligheid (Duurzaam Veilig) de wijk her in te richten. De gemeente maakte hierbij gebruik van een inspraakprocedure.
Verzoeker klaagde erover dat het college van burgemeester en wethouders naar aanleiding van de behandeling van zijn klacht over de gang van zaken bij de inspraakprocedure niet erkende dat het schortte aan de communicatie met de burgers en zijn klacht hierover niet gegrond had geacht. Met name betrof het de terugkoppeling van de inspraak aan de burgers waardoor het risico bestond dat het college besluiten nam warbij de resultaten van de inspraak onjuist of onvolledig waren weergegeven.
Wat betreft de klacht dat de terugkoppeling van de inspraak tekort schoot doordat de verslag van de inspraakprocedure werd vastgesteld gelijktijdig met het nemen van het besluit door het college, oordeelde de Nationale ombudsman dat er geen algemene verplichting bestaat tot het voorafgaande aan de besluitvorming ter inzage voorleggen van de verslagen van inspraakbijeenkomsten aan betrokkenen. Het voorleggen van verslagen aan betrokkenen is dan ook slechts dan zinvol als de inspraakprocedure voorziet in de mogelijkheid het verslag aan te passen. Alleen in dat geval kan het achterwege blijven hiervan tot de conclusie leiden dat een bestuursorgaan in dit opzicht tekort schiet. De richtlijn die de gemeente volgde bij het verlenen van inspraak aan haar betrokken burgers voorzag niet in een regeling voor het ter inzage voorleggen van verslagen aan betrokken bewoners. In dit opzicht was de onderzochte gedraging behoorlijk.
De Nationale ombudsman was verder van mening dat de gemeente overigens in de gevolgde inspraakprocedure in zijn geheel was tekort geschoten. In het besluit van het college om in te stemmen met het herinrichtingsplan werd niet inzichtelijk gemaakt wat de uitgangspunten van het plan waren; met name ontbrak een verwijzing naar het kaderstellend gemeentelijk beleid ingevolge Duurzaam Veilig om verblijfsgebieden als dertig-kilometerzoners in te richten, evenals een uiteenzetting wat dit beleid inhield en wat de kaders ervan waren. Verder was summier aangegeven welke zienswijzen door bewoners waren ingebracht maar een aanduiding of en zo ja in hoeverre deze van invloed waren geweest op de besluitvorming ontbrak. Voor verzoeker was dan ook niet na te gaan wat voor stem hij had gehad in het besluitvormingsproces en welke afwegingen het college had gemaakt bij zijn besluitvorming over de manier waarop aan de herinrichting vorm zou worden gegeven. De onderzochte gedraging was in zoverre niet behoorlijk.
Hoor wederhoor