2007/140

Rapport

Op een avond controleerde de politie verzoekers. De politie was op dat moment belast met de controle op het afsteken van vuurwerk, terwijl dat (nog) niet was toegestaan. Bij deze controle werden verzoekers gefouilleerd.

Verzoekers klaagden hierover.

De Nationale ombudsman concludeerde dat de politie geen gebruik mocht maken van haar strafvorderlijke bevoegdheden. Er was namelijk onvoldoende sprake van feiten of omstandigheden die een verdenking jegens verzoekers rechtvaardigde voor het afsteken dan wel ongeoorloofd voorhanden hebben van vuurwerk. Vanwege het feit dat er geen verdenking was, kon de politie alleen na ondubbelzinnige toestemming van verzoekers overgaan tot het fouilleren. Deze ondubbelzinnige toestemming moet geheel in vrijheid zijn gegeven. Voorafgaand dient de politie uit eigen beweging volledige openheid te geven over het ontbreken van de bevoegdheid tot het fouilleren. In deze zaak had de politie, voordat werd overgegaan tot de daadwerkelijke controle, onvoldoende openheid gegeven over het ontbreken van de betreffende bevoegdheid. De Nationale ombudsman concludeerde dat van ondubbelzinnige vrijwillig gegeven toestemming tot het fouilleren onvoldoende was gebleken.

De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond en toetste aan het recht op onaantastbaarheid van het lichaam.

Verzoekers klaagde er verder over dat de politie hun klacht niet formeel in behandeling had genomen.

Instantie: Regiopolitie Gelderland Zuid

Klacht:

Tegen verzoekers wil in gefouilleerd; klacht hierover niet formeel in behandeling genomen .

Oordeel:

Gegrond