Verzoeker klaagt er over dat de burgemeester van Lisse bij de uitoefening van een - niet aan het ambt verbonden - nevenfunctie zijn persoonlijke levenssfeer heeft geschonden.
De Nationale ombudsman oordeelde, zoals eerder ook al door het college was erkend, dat het niet juist was twee brieven - geschreven vanuit de nevenfunctie - te versturen op gemeentelijk briefpapier. Hierdoor kon bij verzoeker de indruk ontstaan dat er een verband was tussen de hoedanigheid van voorzitter van het stichtingsbestuur en het ambt van burgemeester, hoewel daarvan geen sprake was. Door gebruik te maken van gemeentelijk briefpapier voor een brief die niets met de gemeente van doen had, had de burgemeester misbruik gemaakt van haar bevoegdheid.
Dit betekende echter nog niet dat bij was gehandeld in strijd met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Gebleken was dat feitelijk slechts één persoon bij het versturen van de brieven betrokken was geweest. Uitgaande van de professionaliteit van een ondersteunend medewerker, mag verwacht worden dat deze als persoonlijk of vertrouwelijk aan te merken informatie als zodanig behandeld. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman waren geen aanwijzingen naar voren gekomen dat die vertrouwelijkheid niet was gewaarborgd, zodat de gestelde schending van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet aannemelijk was geworden.
Voor zover de klacht betrekking had op het gebruik van andere gemeentelijke faciliteiten, stelde de Nationale ombudsman vast dat de gemeenteraad een gedragscode bestuurlijke integriteit heeft vastgesteld. Het gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is in beginsel niet toegestaan, tenzij hierin expliciet wordt toegestemd. Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen, dient dit voornemen in het college te bespreken, waarbij tevens aan de orde komt hoe gehandeld wordt bij eventuele vergoedingen en te maken kosten.
Naar het oordeel van de Nationale ombudsman heeft een Gedragscode in de eerste plaats interne werking, zodat de burgemeester verantwoording schuldig is aan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad . Uit de reactie van het college bleek dat het om zeer incidenteel gebruik van gemeentelijke faciliteiten en voorzieningen ging, omdat op dat moment geen gebruik kon worden gemaakt van het bureau van de stichting en de (zeer geringe) kosten door de stichting zijn vergoed. Hoewel strikt genomen niet volgens de Gedragscode was gehandeld, was de Nationale ombudsman van oordeel dat er bij deze gedraging van geen sprake is geweest van misbruik van bevoegdheid.