2007/127

Rapport

Verzoekster ontdekte in februari 2004 dat haar echtgenoot Z. een relatie had met Y, waarna verzoekster de relatie met Z. verbrak. In augustus 2004 deed Y. aangifte van belaging door verzoekster. In oktober 2004 hield de politie verzoekster (samen met haar zoon) in haar woning aan ter zake van verdenking van voornoemde belaging. De officier van justitie gaf bevel tot deze aanhouding buiten heterdaad. Verzoekster werd in oktober 2005 door de politierechter veroordeeld ter zake van belaging van Y.

Verzoekster klaagt er onder meer over dat de officier van justitie de politie heeft bevolen om haar buiten heterdaad aan te houden. Volgens verzoekster had de politie haar eerst voor verhoor op het bureau moeten uitnodigen. Daarnaast klaagt verzoekster erover dat de politie haar niet voor verhoor op het politiebureau heeft uitgenodigd.

De No overwoog allereerst dat hij het betreurt dat het resultaat van het overleg tussen de officier van justitie en de politie over het bevel tot aanhouding buiten heterdaad niet schriftelijk was vastgelegd.

Voorts overwoog de No dat het in het onderhavige geval voor de officier van justitie in de rede lag genoemd bevel te geven. Daarbij waren de echtscheidingsproblematiek, de emotionele gesteldheid van verzoekster alsmede het aanwezige collusiegevaar naar het oordeel van de No voldoende en gegronde reden. Er was niet gehandeld in strijd met het evenredigheidsvereiste.

De No deed de aanbeveling aan de Minister van Justitie om te overwegen het ertoe te leiden dat het openbaar ministerie in voorkomende gevallen kort schriftelijk vastlegt wat er tijdens een overleg over het al dan niet geven van een bevel tot aanhouding buiten heterdaad tussen de politie en de officier van justitie wordt besproken.

Ten aanzien van de politie overwoog de No dat hij ervan uitging dat de politie alle relevante omstandigheden van dit geval met de officier van justitie besprak. Vaststaat dat de politie op de hoogte was van de echtscheidingsproblematiek. Aannemelijk was dat de politie wist van de suicidepoging van verzoekster. Er was derhalve geen aanleiding voor de politie om alvorens het bevel te effectueren (opnieuw) overleg met de officier van justitie te voeren. De politie was derhalve gehouden gevolg te geven aan het bevel tot aanhouding buiten heterdaad.

Er was niet gehandeld in strijd met het evenredigheidsvereiste.

Verzoekster klaagt er voorts over dat de politie haar bij haar aanhouding in haar woning niet genoeg tijd heeft gegeven om zich te wassen, aan te kleden en haar medicijnen in te nemen; haar in een observatiecel heeft geplaatst; haar onnodig lang heeft opgehouden voor verhoor; niet heeft gereageerd op haar bellen vanuit de observatiecel;er niet voor heeft gezorgd dat zij ten spoedigste is bezocht door een arts; door de arts voorgeschreven medicijnen niet aan haar heeft verstrekt; haar niet, althans onvoldoende, heeft geïnformeerd over de gang van zaken en de situatie van haar zoon.

Instantie: Regiopolitie Gooi en Vechtstreek

Klacht:

Niet gereageerd op bellen van verzoekster vanuit observatiecel.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Gooi en Vechtstreek

Klacht:

Niet uitgenodigd voor verhoor op politiebureau; bij aanhouding in woning verzoekster niet genoeg tijd gegeven om zich te wassen, aan te kleden en medicijnen in te nemen; in observatiecel geplaatst; niet gezorgd dat verzoekster ten spoedigste is bezocht door arts; door arts voorgeschreven medicijnen niet verstrekt; niet of onvoldoende geïnformeerd over gang van zaken en situatie van verzoeksters zoon; onnodig lang opgehouden voor verhoor.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Openbaar Ministerie te Amsterdam

Klacht:

Aan regiopolitie Gooi & Vechtstreek bevolen verzoekster buiten heterdaad aan te houden.

Oordeel:

Niet gegrond