Verzoeker en zijn ex-echtgenote zijn gescheiden en hebben samen een dochter. Zij kwamen na hun scheiding een omgangsregeling overeen. De uitvoering van deze regeling verliep niet soepel. Op een dag kwamen zijn ex-echtgenote en haar huidige partner de dochter ophalen. Verzoeker weigerde zijn dochter met haar moeder mee te laten gaan. De politie kwam ter plaatse.
Verzoeker klaagde erover dat de politie zich partijdig had opgesteld door verzoeker niet in de gelegenheid te stellen om zijn kant van het verhaal te vertellen.
De Nationale ombudsman stelde voorop dat er in dit geval sprake was van een situatie waarin voor de politie een de-escalerende taak was weggelegd. Verzoeker had voldoende kans om de politie zijn kant van het verhaal. De politie had het vereiste van vooringenomenheid niet overtreden. De Nationale ombudsman achtte de klacht niet gegrond.
Verder klaagde hij erover dat de politie niet had geprobeerd om zijn ex-partner en haar huidige partner ervan te weerhouden zijn deur te vernielen en bedreigingen richting hem te (blijven) uiten. De Nationale ombudsman stelde ook hier voorop dat de politie in dit geval een de-escalerende taak had. Het feit dat de politie de ex-echtgenote liet uitrazen, bracht de Nationale ombudsman tot het oordeel dat de politie haar handhavingstaak onvoldoende heeft uitgevoerd. De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond en toetste aan het vereiste van professionaliteit.