Verzoeker, die een kledingreparatiebedrijf heeft, deed via 112 melding bij de politie van bedreiging en mishandeling door een medewerker van de naastgelegen motorrijwielhandel. Bij de politie ontstond verwarring over de werkelijke toedracht van de zaak doordat omstanders bij de motorrijwielhandel hen als eersten aanspraken en verzoeker beschuldigden van bedreiging met een schaar. De politie zag daarom in eerste instantie de medewerker van de motorrijwielhandel aan voor slachtoffer en verzoeker werd geboeid en ten overstaan van de hele buurt als dader afgevoerd. Na verhoor op het politiebureau bleek dat verzoeker het slachtoffer was. De medewerker van de motorrijwielhandel werd later door de rechter veroordeeld wegens mishandeling van verzoeker.
Verzoeker klaagde erover dat de politie eerst het verhaal van de medewerker van de motorrijwielhandel had aangehoord en verzoeker wegens bedreiging met een schaar had aangehouden.
De Nationale ombudsman heeft begrip voor de verontrusting die bij verzoeker is ontstaan over het politieoptreden. Verzoeker had immers als slachtoffer de hulp van de politie ingeroepen maar werd vervolgens zelf als dader behandeld.
De ongewenste situatie is ontstaan door een reeks van beoordelingen die de politie op heel korte termijn na de melding van geweld door verzoeker bij 112 heeft gedaan. Ieder op zich genomen zijn de keuzes die de politie maakte niet onjuist, maar achteraf gezien had de politie al deze keuzes in tegengestelde richting moeten maken. Dit betekent echter niet dat de betrokken politieambtenaren zonder meer onbehoorlijk hebben gehandeld ten tijde van het nemen van die beslissingen. Van vooringenomenheid is in dit geval niet gebleken. Ook was er ook geen sprake van schending van het verbod op onrechtmatige vrijheidsontneming. Staan blijft dat verzoeker de gang van zaken als vernederend kan hebben ervaren.
Overige klachtonderdelen: onvoldoende voortvarend reageren op 112-melding, aanleggen handboeien.