2007/092

Rapport

Verzoeker ontving in verband met een verkeersovertreding een beschikking van het CJIB.

Hij klaagde erover dat de datum op de beschikking een datum betrof die twee dagen na de datum van ontvangst lag. De datum van verzending kwam dus niet overeen met de feitelijke verzenddatum.

In dit geval woog de Nationale ombudsman de volgende twee belangen tegen elkaar af. Het belang van een zo zuiver mogelijke weergave van de feitelijke verzenddatum en het belang van een betrokkene om over de volledige beroepstermijn te beschikken. Een betrokkene kan namelijk op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in administratief beroep gaan bij de officier van justitie. Op een dergelijke beschikking staat dat dit dient te gebeuren binnen de beroepstermijn en dat de beroepstermijn zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking door het CJIB aan een betrokkene is verstuurd. De Nationale ombudsman oordeelde dat het belang van een betrokkene om over de volledige beroepstermijn te beschikken prevaleerde.

De Nationale ombudsman toetste aan het redelijkheidsvereiste en achtte de klacht niet gegrond.

Instantie: Centraal Justitieel Incassobureau

Klacht:

In brief aangegeven dat verzoekers klacht over onjuiste verzenddatum op initiële beschikking terecht is maar tegelijkertijd handelwijze van CJIB in zelfde brief behoorlijk geacht.

Oordeel:

Niet gegrond