Verzoeker kreeg in zijn baan bij een ICT-organisatie ressorterend onder het ministerie van BZK te maken met een reorganisatie. De plaatsing in een door hem geambieerde functie verliep niet naar wens. Schriftelijk uitte hij zijn bedenkingen tegen een voorgenomen besluit, stelde een reeks vragen aan zijn werkgever en tekende bezwaar aan tegen een besluit betreffende zijn rechtspositie. De communicatie tussen verzoekers gemachtigde en de werkgever verliep vooral schriftelijk en was stroef. Verzoeker diende klachten in over de bejegening.
Hij klaagde er onder meer over dat zijn overheidswerkgever geen stappen heeft gezet om het conflict door bemiddeling op te lossen. De Nationale ombudsman overwoog dat het vereiste van professionaliteit voor ambtenaren met taken op het gebied van het hanteren van geschillen in individuele arbeidsrelaties meebrengt, dat zij geschikte middelen inzetten en handelen volgens de instructies. In deze zaak had al in een vroeg stadium duidelijk kunnen zijn dat een formele schriftelijke benadering het geschil met verzoeker niet zou doen eindigen en dat er alle reden was voor mediation of bemiddeling door een onafhankelijke derde. Zo'n benadering werd bovendien ondersteund door een recente circulaire van BZK hierover. Nu verzoekers werkgever hiertoe geen (serieuze) initiatieven had genomen, verklaarde de Nationale ombudsman de klacht gegrond.
Aan de minister van BZK deed de Nationale ombudsman de aanbeveling om maatregelen te treffen teneinde te verzekeren dat in geval van een arbeidsconflict het ontwikkelde beleid inzake bemiddeling daadwerkelijk wordt toegepast.
Overige klachten:
Niet ingaan op verzoeken in diverse brieven;
Kwetsende beschrijvingen in een brief en een verweerschrift;
Werkgever niet vertegenwoordigd bij zitting in bezwaarprocedure.