Verzoeker was slachtoffer van openlijke geweldpleging, waarvoor drie verdachten zijn veroordeeld, van wie twee minderjarig. De kinderrechter veroordeelde de minderjarigen beiden tot betaling van eenzelfde bedrag aan schade en legde tevens een schadevergoedingsmaatregel op. De politierechter veroordeelde later de meerderjarige tot betaling van een iets hoger bedrag; er werd geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De officier van justitie meldde aan verzoeker dat de maatregel door justitie ten uitvoer zou worden gelegd. Vervolgens berichtte hij dat de ene minderjarige het volledige bedrag van de schadevergoedingsmaatregel had voldaan en dat de ander dus geen schadevergoeding meer aan verzoeker was verschuldigd. Verzoeker vond dat dit laatste noch uit de vonnissen, noch uit de hem gestuurde brief over de tenuitvoerlegging bleek. Hij vroeg de hoofdofficier van justitie om uitleg.
Deze gaf aan dat de aan verzoeker gestuurde brieven juist waren en dat een en ander correct in de vonnissen was weergegeven.
Verzoeker klaagde erover dat hij onvoldoende duidelijk dan wel onjuist was geïnformeerd over de door hem ontvangen schadevergoeding, waarbij hij er nog op wees dat ook de politierechter tot schadevergoeding had veroordeeld.
De Nationale ombudsman overwoog dat in de vonnissen van de kinderrechter niet een clausule stond waaruit is af te leiden dat betaling door de één de ander zou bevrijden, terwijl daarover evenmin iets in de eerste brief van het Openbaar Ministerie stond. Wet noch literatuur geeft uitsluitsel over de vraag hoe executie van een schadevergoedingsmaatregel bij meerdere daders moet plaatsvinden. De Nationale ombudsman achtte het niet zijn taak om dit in zijn algemeenheid te beoordelen. Hij constateerde dat daarvoor in de praktijk een praktische manier was gevonden die verdedigbaar was. Dit nam niet weg dat verzoekers vraag over de uitvoering van vonnissen niet misplaatst was en dat het niet onredelijk was dat verzoeker ervan was uitgegaan dat beide vonnissen tegen de minderjarigen (geheel) ten uitvoer gelegd zouden worden en dat hierover onvoldoende uitleg was gegeven. Aldus was gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. Nu ook de minister van Justitie verzoekers vraag niet alsnog bevredigend had aangevuld, deed de Nationale ombudsman een aanbeveling.
De minister van Justitie werd in overweging gegeven te bevorderen dat verzoekers vragen alsnog werden beantwoord.