Verzoekster werd 's avonds aangehouden voor verduistering (in dienstbetrekking) dan wel diefstal van ongeveer 45 flessen shampoo. Zij werd diezelfde avond verhoord en legde een bekennende verklaring af. Zij moest de nacht in het politiebureau doorbrengen en werd de volgende ochtend weer verhoord.
Verzoekster klaagt er in de eerste plaats over dat zij na het eerste verhoor niet naar huis mocht.
De Nationale ombudsman overwoog dat er nog wel sprake was van een zeker onderzoeksbelang, omdat nog onduidelijk was over welke periode en hoeveel precies was meegenomen. Er was dus sprake van rechtmatige vrijheidsbeneming. Echter, na haar eerste verklaring was er al voldoende materiaal voor een eventuele veroordeling, terwijl het niet ging om een enorme hoeveelheid goederen met grote waarde. Niet viel in ter zien waarom verzoekster niet voor de volgende dag op het politiebureau had kunnen worden uitgenodigd voor het afleggen van een verklaring. De onderzochte gedraging was niet behoorlijk wegens strijd met het evenredigheidsvereiste.
Voorts klaagt verzoekster erover dat haar verklaringen niet juist waren weergegeven in de processen-verbaal.
Hoewel een aantal zinnen uit het proces-verbaal vrij nauwkeurig aansloten bij de delictsomschrijving van diefstal, waren volgens de Nationale ombudsman de processen-verbaal niet in strijd met het vereiste van professionaliteit opgemaakt. Daarin was namelijk ook een keer een term gebezigd waarvan verzoekster later beweerde dat zij díe de hele tijd had gebruikt, terwijl de politie haar latere schriftelijke verklaring waarin zij terugkwam op haar afgelegde verklaringen in het dossier had gevoegd en had opgestuurd naar het Openbaar Ministerie. De onderzochte gedraging was dus behoorlijk.