Verzoeker werd tijdens een verkeerscontrole door een politieambtenaar staande gehouden en gevraagd zijn rijbewijs te tonen. Toen verzoeker meedeelde dat hij die niet bij zich had, deelde de politieambtenaar verzoeker mee dat hij daarvoor een bekeuring zou krijgen en voren hem naar zijn persoonsgegevens. Verzoeker werd daarop boos en stapt uit zijn auto en begon te schreeuwen tegen de politieambtenaar. Daarop kwam een andere politieambtenaar zijn collage te hulp. Ook hij vroeg verzoeker naar zijn persoonsgegevens. Toen verzoeker zich daarop omdraaide en in de richting van de zijn auto liep, werd hij door de politieambtenaren aangehouden. Die aanhouding ging met het nodige geweld gepaard, daar verzoeker zich stevig verzette.
Verzoeker was het niet eens met het optreden van de politieambtenaren en klaagde er onder andere over dat de politieambtenaren hem niet had meegedeeld voor welk feit hij was aangehouden.
De Nationale ombudsman overwoog dat artikel 5 van het Europese Verdrag voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden met zich bracht dat politieambtenaren een verdachte zo mogelijk direct bij diens aanhouding of anders in ieder geval kort na aankomst op het politiebureau moesten meedelen waarvoor hij was gearresteerd. De Nationale ombudsman stelde vast dat verzoeker niet direct bij zijn aanhouding op de hoogte was gebracht van de redenen van de arrestatie. Gelet op de hectische gang van zaken rondom de aanhouding, viel dit naar het oordeel van de Nationale ombudsman evenwel te billijken. Verder stelde de Nationale ombudsman vast dat de wachtcommandant verzoeker kort na aankomst op het politiebureau op de hoogte had gebracht van de reden van de arrestatie. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman was er dan ook geen sprake van een schending van de in het Europese Verdrag neergelegde plicht.
Verder:
Geweldgebruik
Arrestantenzorg
Klachtbehandeling
