2007/009

Rapport

Verzoeker werd in 2004 door de kantonrechter te Amersfoort veroordeeld tot een geldboete van € 70, bij niet-betalen te vervangen door een dag hechtenis. Het vonnis is onherroepelijk. In verband hiermee was op 6 augustus 2004 een arrestatiebevel tegen verzoeker van kracht. Op grond van het arrestatiebevel hielden ambtenaren van de regiopolitie Utrecht verzoeker die dag in zijn woning aan.

Verzoeker klaagde erover dat de politie zonder zijn toestemming zijn woning had betreden.

Het stond vast dat de politie, toen zij voor de tweede maal ter plaatse bij verzoekers woning was gekomen, verzoeker niet expliciet om toestemming had gevraagd de woning te mogen betreden. Het geen bezwaar maken of het niet duidelijk te kennen geven dat de woning moest worden verlaten door verzoeker was hiervoor onvoldoende. Het was niet juist dat de politie verzoeker niet om toestemming heeft gevraagd. Het voorgaande nam echter niet weg dat de politie, op grond van de in verband met het arrestatiebevel verleende machtiging tot binnentreden, bevoegd was verzoekers woning zonder diens toestemming te betreden, met het doel het onherroepelijke vonnis van de kantonrechter ten uitvoer te leggen. Gelet op de kennelijke weigering van verzoeker de boete te betalen, kon de politie in redelijkheid besluiten om zonder diens toestemming verzoekers woning te betreden om de vervangende vrijheidsstraf ten uitvoer te leggen.

De politie had in zoverre het huisrecht niet geschonden.

Verder klaagde verzoeker erover dat de politie hem op een hardhandige wijze had geboeid.

Gelet op het voorgaande klachtonderdeel kon de politie zonder de toestemming van verzoeker binnentreden met het doel het vonnis ten uitvoer te leggen. Hiermee stond vast dat de politie verzoeker kon aanhouden. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman bleek echter niet van feiten of omstandigheden die het aanleggen van de handboeien bij verzoeker rechtvaardigden. Verzoeker werkte weliswaar niet mee, maar gesteld noch gebleken was dat er in dit geval sprake was van een veiligheidsrisico voor de betrokken politieambtenaren, verzoeker of van derden dat het aanleggen van de handboeien rechtvaardigde. Ook van enig vluchtgevaar was niet gebleken. Gelet op de mededelingen van de politieambtenaren stond voldoende vast dat het (geringe) verzet pas door verzoeker werd geboden op het moment dat bij hem de boeien werden aangelegd. Hierbij speelde ook een rol dat de politie met drie ambtenaren tegenover verzoeker stond. Aldus bezien was naar het oordeel van de Nationale ombudsman te lichtvaardig overgegaan tot het boeien van verzoeker.

De politie had met het aanleggen van de handboeien inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam.

Verder oordeelde de Nationale ombudsman dat de politie met het geboeid overbrengen van verzoeker van zijn woning naar de politieauto gehandeld in strijd met het vereiste van correcte bejegening.

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Wijze van optreden bij aanhouding: op hardnekkige wijze handboeien omgedaan, goede naam en eer van verzoeker openlijk aangetast.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Zonder toestemming woning van verzoeker betreden.

Oordeel:

Niet gegrond