2006/389

Rapport

Verzoekster verschafte de politie toegang tot een woning waarbij een hoeveelheid verdovende middelen in beslag was genomen. Verzoekster verklaarde diezelfde dag tegenover de politie dat zij samen met V. op dat adres woonde en dat niemand anders de sleutel had van de woning en dat de in de woning aanwezige sofdrugs voor eigen gebruik bestemd was. V. verklaarde dat verzoekster al negen à tien jaar bij hem woonde. Later verklaarde verzoekster dat haar relatie op dat moment al een maand was verbroken, dat zij geen sleutel meer had van de woning en dat zij de drugs niet zelf gebruikte of dat die niet haar eigendom waren.

Verzoekster klaagde erover de officier van justitie in het Algemeen Justitieel Documentatieregister heeft laten registreren dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het schenden van het verbod op het aanwezig hebben van een middel als bedoeld uit een bepaalde lijst behorende bij de Opiumwet.

Voor de Nationale ombudsman was vast komen te staan dat verzoekster diende te worden aangemerkt als medebewoonster van de woning, omdat zij op die wijze in de gemeentelijke basisadministratie stond ingeschreven. Verder omdat uit zowel de verklaring van verzoekster als van V. tegenover de politie bleek dat verzoekster daar woonde. Gelet hierop was het voor de Nationale ombudsman niet van belang dat niet vast was komen te staan of verzoekster de sleutel van de woning bij zich had of dat zij de sleutel onder een container vandaan had gehaald.

Met betrekking tot de in de woning aangetroffen softdrugs stond voor de Nationale ombudsman ook vast dat verzoekster daarvan op de hoogte was gelet op hetgeen zij daarover tegen de politie heeft verklaard.

De combinatie van beide vaststellingen leverde voldoende reden op om verzoekster als (mede)verdachte van het voorhanden hebben van drugs als bedoeld in de Opiumwet aan te merken. Daaraan deed verzoeksters mededeling dat zij de drugs niet zelf gebruikte en dat de drugs niet haar eigendom waren niet af.

Gelet op het voorgaande was de Nationale ombudsman van oordeel dat het openbaar ministerie niet in strijd met het redelijkheidsvereiste had gehandeld door verzoekster op te (laten) nemen en opgenomen te laten in het Algemeen Justitieel Documentatieregister.

Instantie: Arrondissementsparket Zwolle

Klacht:

In het Algemeen Justitieel Documentatie register geregistreerd dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van schenden van verbod op het aanwezig hebben van middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet.

Oordeel:

Niet gegrond