Op 1 september 2004 verzocht verzoekers werkgever de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) toestemming om de arbeidsverhouding met vier van zijn werknemers, waaronder verzoeker, te beëindigen wegens bedrijfseconomische redenen. Verzoeker was gedeeltelijk arbeidsongeschikt en ontving vanaf 1992 een WAO-uitkering van 35-45%.
Verzoeker klaagde er onder meer over dat de CWI zijn werkgever bij beslissing van 28 oktober 2004 toestemming had verleend de arbeidsverhouding met hem te beëindigen zonder advies te vragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).
De Nationale ombudsman overwoog dat verzoeker tijdens de ontslagprocedure specifieke functies had aangeduid waarvoor hij in aanmerking meende te komen. Het had dan ook op de weg van de CWI gelegen om hierover een nader advies in te winnen bij het UWV. Dit betekende dat de CWI niet zonder arbeidsmedisch advies van het UWV ervan had mogen uitgaan dat er geen herplaatsingsmogelijkheden voor verzoeker waren binnen het bedrijf van werkgever.
De CWI is uit een oogpunt van een actieve en adequate informatieverwerving jegens verzoeker tekortgeschoten door geen arbeidsmedisch advies bij het UWV op te vragen
De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk was.
Overig klachtonderdeel:
Ontoereikend motiveren van de ontslagbeslissing