Verzoeker woonde aan een laan die bestond uit twee rijbanen gescheiden door een groenstrook. Hij ondervond overlast van hondenpoep. Nadat hij de overlast had gesignaleerd bij de gemeente, nam de gemeente een aantal maatregelen. Later werd de problematiek volgens verzoeker echter steeds erger.
Verzoeker klaagde erover dat de gemeente geen adequate maatregelen heeft genomen om overlast veroorzaakt door hondenpoep te bestrijden.
De Nationale ombudsman overwoog dat de beslissing van een gemeente om al dan niet over te gaan tot handhaving en de wijze waarop dit geschiedde behoorde tot de beleidsvrijheid van een gemeente. De Nationale ombudsman kon slechts een oordeel geven over de vraag of de gemeente, gelet op de argumenten die daarvoor waren aangevoerd, in redelijkheid tot haar beslissing had kunnen komen. In dit geval ging het voor verzoeker om het terugbrengen van de overlast door hondenpoep tot een voor hem acceptabel niveau. Voor de gemeente was van belang dat haar mogelijkheden waren beperkt tot de middelen zoals opgenomen in de door de gemeenteraad vastgestelde begroting en dat de gemeente de daarin toegekende middelen niet alleen diende aan te wenden voor de omgeving van verzoeker, maar ook voor de omgeving van de andere inwoners van de gemeente. Gelet op de door de gemeente genomen maatregelen kon niet gesteld worden dat de gemeente onvoldoende had gecontroleerd en geverbaliseerd en dat zij daarmee had gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste.
De Nationale ombudsman achtte de klacht daarom niet gegrond.
Verzoeker klaagde er ook over dat de gemeente een onjuiste voorstelling van zaken had gegeven met betrekking tot de aanwezigheid van een hoofdleiding van de stadsverwarming en de frequentie van het verwijderen van hondenpoep.