In 2004 was verzoekster in verwachting van een drieling. In oktober 2004 werd zij door haar werkgever ziek gemeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna UWV), in verband met haar zwangerschap. In december 2004 werd de drieling, na een zwangerschap van éénentwintig weken, geboren; de kinderen overleden kort na de bevalling.
Verzoekster klaagde over de wijze waarop het UWV, afdeling Ziektewet te Utrecht, was omgegaan met de op 9 december 2004 namens haar gedane melding van de trieste afloop van haar zwangerschap. Zij klaagde er in het bijzonder over dat de klachten die zij op 3 februari en 17 maart 2005 over deze kwestie had ingediend blijkbaar geen enkel effect hadden gehad; in oktober 2005 had het UWV haar een beslissing gestuurd over een zwangerschaps- en bevallingsuitkering vanaf 11 maart 2005.
De Nationale ombudsman overwoog onder meer het volgende. Ondanks het feit dat verzoeksters werkgever al tweemaal een klacht had ingediend over de onzorgvuldige handelwijze van het UWV, werd verzoekster door het UWV opnieuw benaderd in verband met haar zwangerschap, hoewel deze zwangerschap reeds geruime tijd tevoren op trieste wijze was geëindigd. De maatregelen die het UWV nam nadat namens verzoekster diverse klachten waren ingediend bleken ontoereikend te zijn. Dit werd met name veroorzaakt doordat het gebruikte computersysteem tekort schoot. De al eerder jegens verzoekster genomen maatregelen - aantekeningen in het fysieke dossier - hadden mede als gevolg hiervan dan ook geen effect. Daar komt bij dat het dossier, nadat dit was overgebracht naar het centraal archief, niet langer direct raadpleegbaar was. Op deze wijze werd onvoldoende gewaarborgd dat een herhaling van de voor verzoekster zeer onaangename gebeurtenissen zou uitblijven.
Verder overwoog de Nationale ombudsman nog het volgende. Dat verzoekster in oktober 2005 opnieuw werd benaderd in verband met haar zwangerschap werd veroorzaakt door het feit dat de behandelend medewerker - in afwijking van de werkinstructie - naliet verzoeksters dossier te raadplegen voordat tot verzending van bedoelde beslissing werd overgegaan. In maart 2005 werd al eenzelfde fout gemaakt; deze leidde er toen toe dat aan verzoekster een aanvraagformulier om een zwangerschapsuitkering werd toegezonden.
Deze handelwijze is niet juist en in de gegeven omstandigheden ook ongepast in menselijk opzicht. De voortdurende herhaling door het UWV van dezelfde fout geeft daarenboven de indruk dat het UWV op dit punt meer dan hardleers is.
De Nationale ombudsman oordeelde dat het UWV had gehandeld in strijd met het vereiste van correcte bejegening en het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen. Hij achtte de onderzochte gedragingen niet behoorlijk.