2006/228

Rapport

De bovenste verdieping van de woning van verzoeker stond in lichterlaaie. Verzoeker was op dat moment niet thuis. Zijn zoon heeft hem vanuit de woning op de hoogte gesteld van het feit dat er brand in de woning was. Achteraf bleek dat de zoon bij aankomst van verzoeker het pand al had verlaten.

Verzoeker klaagt erover dat de politie hem onvoldoende erop hebben gewezen dat zijn zoon niet meer in de woning aanwezig was.

De Nationale ombudsman overwoog het volgende. Een agent heeft verzoeker gezegd dat hij van de omstanders had vernomen dat de zoon inmiddels in de woning van de buren was en een andere agent heeft verzoeker met gebaren erop geattendeerd dat verzoekers zoon vanuit een raam van de buren bezig was met bluswerkzaamheden nu de brandweer nog niet was gearriveerd. Al met al kon de politie geen verwijt worden gemaakt.

De No heeft getoetst aan het vereiste van correcte bejegening en heeft de klacht niet gegrond verklaard.

Verder klaagt verzoeker erover dat de politie hem naar aanleiding van de brand in zijn woning met z'n zessen hebben vastgehouden.

Tot slot klaagt verzoeker erover dat de klachtencommissie geen inwoners dan wel omstanders heeft gehoord voordat de commissie tot een advies voor de korpsbeheerder is gekomen.

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Naar aanleiding van brand in verzoekers woning: hem er niet voldoende op gewezen dat zijn zoon niet meer in de woning was, verzoeker met zijn zessen vastgehouden.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Klachtencommissie van de regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Geen inwoners dan wel omstanders gehoord om tot een advies te komen.

Oordeel:

Niet gegrond