Op 13 oktober ontving het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een verzoek van de ex-echtgenote van verzoeker om de inning van de kinderalimentatie over te nemen, aangezien er een achterstand in de betalingen zou zijn ontstaan. Bij brief van 15 oktober vorderde het LBIO verzoeker tot de betaling. Op 25 oktober ontving het LBIO een brief van verzoeker waarin hij gemotiveerd aangaf dat er geen betalingsachterstand bestond.
Verzoeker klaagde er over dat het LBIO tot invordering was overgegaan hoewel een medewerker van het LBIO hem telefonisch had toegezegd dat eerst zijn brief zou worden behandeld.
Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman bleek dat het LBIO tot invordering was overgegaan, zonder eerst verzoekers brief te behandelen. Niet was komen vast te staan dat de betrokken medewerkster dit had toegezegd. Op grond echter van de informatie van het LBIO, dat het binnen het bureau beleid is om "een schriftelijke reactie van de onderhoudsplichtige op de eerste aanschrijving te beoordelen, te beantwoorden en zonodig de onderhoudsplichtige opnieuw de kans te geven alsnog de achterstand te voldoen", vond de Nationale ombudsman het aannemelijk dat de betreffende toezegging was gedaan. Hiermee had het LBIO bij verzoeker een verwachting gewekt die het LBIO had dienen te honoreren. Door dit niet te doen had het LBIO gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid. De gedraging was niet behoorlijk.
Ook klaagde verzoeker erover dat het LBIO in een brief van december had aangeven, dat zij nog niet kon beoordelen in hoeverre de informatie van verzoekers ex-vrouw juist of onvolledig was, terwijl het LBIO op dat moment over alle benodigde informatie beschikte.
Vast was komen te staan dat het LBIO in december reeds alle benodigde informatie had ontvangen op basis waarvan zij tot de conclusie hád moeten komen dat de door verzoekers ex-vrouw opgegeven betalingsachterstand niet juist was. De Nationale ombudsman achtte de betreffende zinsnede niet zorgvuldig gekozen, onder meer nu hiermee - in strijd met de werkelijkheid - werd gesuggereerd dat het LBIO op dat moment nog niet kon beoordelen in hoeverre de informatie juist of onvolledig was. De Nationale ombudsman achtte het aannemelijk dat het gebruik van de onjuiste zinsnede het gevolg was van een onzorgvuldige gegevensbehandeling door het LBIO. Het LBIO had hiermee in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid gehandeld. De gedraging was niet behoorlijk.
Overige klachtonderdelen;
Bejegening door een medewerker van het LBIO;
Het door het LBIO vaststellen van een hoger bedrag aan alimentatie dan door de ex-echtgenote werd verzocht.