2006/172

Rapport

Verzoeker en zijn echtgenote verzochten om legalisatie van hun huwelijksakte bij de Nederlandse ambassade te Islamabad (Pakistan). In het kader van de aanvragen stelden twee onderzoekers op verzoek van de ambas­sade verificatieonderzoek in naar de huwelijksakte. Tot tweemaal toe werd de aanvraag om legalisatie op grond van die onderzoeken afgewezen.

Verzoekers vader diende in (augustus 2001) een klacht in dat hij steek­penningen had moeten betalen aan een van de onderzoekers. Tevens verzocht hij om een serieus onderzoek, wenste hij zijn geld terug van de onderzoeker en verzocht hij om een persoonlijke confrontatie met de onderzoeker, indien deze niet bereid was om zijn handelwijze toe te geven. Bij brief (van 12 september 2003) reageerde de ambassade op de klacht met als conclusies dat de naaste buurman en overige omwonenden geen wetenschap hadden van betaalde steekpenningen en geen andere bron­nen konden worden geraad­pleegd en de ambassade geen mogelijkheid zag de klacht te behandelen; er kon geen twijfel bestaan over de objectiviteit van de onderzoeker, aldus de brief.

Verzoeker kon zich hiermee niet verenigen gezien de argumentatie en vond hij dat de handelwijze van de onderzoeker niet zonder voor­ingenomenheid was beoordeeld.

De Nationale ombudsman achtte zich -anders dan de minister- bevoegd om kennis te nemen van de klacht, aangezien de samenhang met de legalisatie/verificatieprocedure (in bezwaar) niet zodanig nauw was en de klacht een zeer specifiek en op zichzelf serieus te nemen onderwerp -vragen van steekpenningen- betrof.

Klachten over omkooppraktijken dienen zeer serieus te worden genomen en serieuze aanwijzingen hiervoor dienen grondig te worden onderzocht. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman dient in ieder geval de beschuldigde onderzoeker in het kader van het klachtonderzoek te worden onder­vraagd. Dit was i.c. achterwege gebleven en daarmee was een kans onbenut gebleven om over die onderzoeker en diens gedragingen een oordeel te vor­men. Evenmin was de ambassade ingegaan op het verzoek om een per­soonlijke confrontatie. Er waren dan ook nog meerdere mogelijkheden om de klacht verder te behandelen.

Verder wettigde het feit dat de onderzoeker in het verificatieonderzoek tot een juiste bevinding was gekomen niet de con­clusie dat buiten twijfel was dat hij geen steekpenningen had gevraagd of aangenomen. Nu geenszins was komen vast te staan dat diens integriteit boven iedere twijfel verheven was, was de handelwijze van de onderzoeker niet zonder vooringenomenheid beoordeeld. Al met al was het motiveringsvereiste onvoldoende in acht genomen. De klacht was dan ook gegrond.

De Nationale ombudsman deed de minister van Buitenlandse Zaken de aanbeveling om de ambas­sade te Islamabad - en zo nodig ook andere posten in het buiten­land - te instrueren dat bij de behan­deling van klachten over vertrouwenspersonen de betrokken vertrouwenspersoon, dan wel degene die voor hem is opgetreden, in beginsel wordt gehoord over de klacht.

Instantie: Nederlandse ambassade te Islamabad (Pakistan)

Klacht:

Klacht ongegrond verklaard over het feit dat verzoekers vader steekpenningen heeft moeten betalen in het kader van legalisatie en verificatie van zijn huwelijksakte: de gehanteerde argumenten konden de conclusie niet dragen.

Oordeel:

Gegrond