Verzoeker een bij de minister van VROM bezwaarschrift in tegen de beslissing op zijn aanvraag voor een subsidie. Dit bezwaarschrift diende overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht behandeld te worden. Dit betekent dat de minister in beginsel binnen zes weken, en bij tijdige verdaging in beginsel binnen tien weken, na ontvangst van het bezwaarschrift daarop diende te beslissen.
Verzoeker klaagt over de lange duur van de behandeling van het bezwaarschrift.
Uit onderzoek bleek dat de minister de beslissing op het bezwaarschrift tijdig had verdaagd zodat de wettelijke beslistermijn tien weken bedroeg. De minister besliste echter pas na acht maanden op het bezwaarschrift. Daardoor heeft zij in strijd gehandeld met het vereiste van voortvarendheid en achtte de Nationale ombudsman de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
Overige klachtonderdelen:
- onderzoek uit eigen beweging naar de termijn waarbinnen de minister de klacht van verzoeker afhandelde.