2006/144

Rapport

Verzoeksters zoon was betrokken bij een pestincident op school. De jongen die hij bewusteloos had geschopt deed aangifte. De zoon deed enkele weken later tegen-aangifte; hij was namelijk ook geschopt. Verzoekster had geprobeerd de (materiële) schade met de tegenpartij te regelen, maar dit was mislukt. Uiteindelijk paste het parket een schadebemiddelingsprocedure toe. De (deels immateriële) schade werd betaald aan de tegenpartij. Verzoekster klaagde over die procedure. Zij vond dat het parket in die procedure partijdig was geweest en eerst onderzoek naar de achtergronden van het gepest had moeten doen; nu was haar zoon in feite gestraft doordat hij (onder meer) smartengeld had moeten betalen, terwijl de tegenpartij ook schuld had. De zoon is niet vervolgd.

De Nationale ombudsman achtte de klacht niet gegrond. Het was aannemelijk dat de mishandeling in kwestie wel degelijk was bezien in de context van het geheel, onder meer gelet op het feit dat volgens de richtlijn voor strafvordering kinderzaken (misdrijven) was bepaald dat bij dit delict wordt gedagvaard. Verzoekster had het mogelijk als een straf ervaren dat smartengeld “moest” worden betaald, maar het was haar wél duidelijk dat dit een voorwaarde was voor niet-vervolging. In die zin was er dus een keuzemogelijkheid. Dat verzoekster vervolging wilde voorkomen en zich daarom welhaast genoodzaakt zag om aan de gestelde voorwaarde te voldoen, wil nog niet zeggen dat de parketmedewerkster in feite een straf had opgelegd dan wel anderszins een voorwaarde had gesteld die niet had mogen worden gesteld. Hierbij was tevens van belang dat het bedrag voor smartengeld

- € 125 - de Nationale ombudsman niet excessief voorkwam. Gelet op de voorhanden gegevens en het feit dat verzoeksters zoon zelf had aangegeven dat (ook) hij N. voorafgaand aan de gebeurtenissen in kwestie al enige tijd had gepest en dat er op de dag van de mishandeling ook door hem was gepest, was het parket niet gehouden om nog nader onderzoek te (doen) plegen naar de rol van anderen, in het bijzonder de school. Van strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving was volgens de Nationale ombudsman dan ook geen sprake. Hij achtte de onderzochte gedraging behoorlijk.

- toepassen schadebemiddeling in plaats van mediation;

- verwijt maken van het doen van tegen-aangifte;

- acceptatie van hogere schadeclaim dan in eerste instantie was opgegeven;

- onvoldoende aandacht voor positieve rol verzoekster in afwikkeling schade.

Instantie: Arrondissementsparket te Rotterdam

Klacht:

Schadebemiddeling toegepast terwijl verzoekster had aangegeven de zaak via mediation te willen afhandelen; verzoekster verweten dat tegenaangifte is gedaan; geen hoor- en wederhoor toegepast en beweringen van tegenpartij als waarheid aanvaard en geen getuigen gehoord; geaccepteerd dat tegenpartij naderhand meer heeft geclaimd dan er in eerste instantie aan schade was opgegeven; bij schadebemiddeling geen aandacht besteed aan al hetgeen verzoekster zelf in het werk heeft gesteld om de zaak met de tegenpartij af te wikkelen.

Oordeel:

Niet gegrond