2006/106

Rapport

Verzoeker is betrokken bij diverse vennootschappen die zich bezighouden met exploitatie van prostitutie-inrichtingen te Y. Hij vroeg een vergunning aan voor exploitatie van zo'n inrichting elders, waarna een advies werd gevraagd in de zin van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB). De vergunning werd uiteindelijk geweigerd op andere gronden; het BIBOB-advies speelde daarbij geen rol.

Verzoeker klaagde erover dat in dit advies werd geconcludeerd dat hij in relatie stond tot strafbare feiten als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

In gemelde bepaling is aangegeven in welke gevallen een betrokkene in relatie tot strafbare feiten staat, onder meer als een ander de desbetreffende strafbare feiten heeft gepleegd en de betrokkene in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat. Uit het advies bleek niet welke relatie aanwezig werd geacht. Pas tijdens het onderzoek door de Nationale ombudsman gaf de minister van Justitie aan dat het om het zojuist bedoelde samenwerkingsverband ging. De Nationale ombudsman overwoog dat de motivering van een advies als hier aan de orde ertoe bijdraagt dat inzichtelijk wordt gemaakt op welke grondslag een bepaalde bevoegdheid wordt gebruikt. In dit kader is van belang dat uit het advies ondubbelzinnig dient te blijken welke relatie met strafbare feiten aanwezig wordt geacht. Door dit niet in het oorspronkelijke besluit aan te geven, maar pas tijdens de klachtprocedure, was gehandeld in strijd met het motiveringsvereiste.

De Nationale ombudsman overwoog dat voorts de vraag aan de orde was of de minister behoorlijk handelde door het advies te handhaven. Hij achtte zich, gelet op de complexe afweging in dezen, niet geroepen om een oordeel te geven over de vraag of er voldoende feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 Wet BIBOB waren aangegeven die de conclusie konden dragen dat er ernstig gevaar bestond dat de vergunning mede zou worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten. Het lag meer in de rede dat wanneer zich in de toekomst een bestuurshandeling voordeed waarvoor een BIBOB-advies van belang is, verzoeker de rechtmatigheid van dat advies zou aanvechten voor de bevoegde rechter.

Overige klachtonderdelen:

- uitlatingen tegen pers over de inhoud van de tot dan toe verstrekte BIBOB-adviezen.

Instantie: Bureau BIBOB

Klacht:

Naar aanleiding van verzoekers aanvraag om een exploitatievergunning voor een prostitutie-inrichting: in advies aan gemeente geconcludeerd dat verzoeker in relatie staat tot strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau BIBOB

Klacht:

Tegen Volkskrant mededelingen gedaan over de inhoud van de uitgebrachte adviezen.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Bureau BIBOB

Klacht:

Niet overgegaan tot rectificatie.

Oordeel:

Geen oordeel