2006/094

Rapport

Verzoeksters kinderen A en b waren onder toezicht van Bureau Jeugdzorg Gelderland gesteld. Verzoekster klaagde er onder meer over dat de toegewezen gezinsvoogd haar schriftelijk had verweten elke keer strijd te zoeken en haar heeft gemaand het contact te beperken, en dat bureau jeugdzorg onvoldoende actie had ondernomen om de behandeling van A in gang te zetten.

De Nationale ombudsman overwoog ten aanzien van de brief, dat deze bevatte een combinatie van een verwijt aan verzoekster, gevolgd door een dreigement met een vermaning als afronding. Een dergelijke combinatie schiep een reëel risico dat een zich ontwikkelend conflict verder escaleert, terwijl het kennelijk de bedoeling was om het tegendeel te bereiken. Professioneel handelen had in dit geval volgens de Nationale ombudsman betekend, dat de gezinsvoogd voor een meer neutrale vorm van interveniëren had gekozen. Daarbij valt te denken aan het geven van een terugkoppeling, waarbij het neutraal beschrijven van het waargenomen gedrag van verzoekster en het reflecteren op de effecten van dat gedrag uitgangspunten kunnen zijn. Met de uitlatingen van de gezinsvoogd schiep zij het risico zelf deel te worden van de strijd en de ingediende klacht vormde daarvan ook een uitdrukking.

Naar het oordeel van de Nationale ombudsman was de onderzochte gedraging in strijd met het vereiste van professionaliteit en niet behoorlijk.

De Nationale ombudsman overwoog ten aanzien van het opstarten van de benodigde behandeling van A, bij wie reeds vóór de ondertoezichtstelling een ontwikkelingsstoornis was geconstateerd, dat het bureau jeugdzorg deze hulp aan A had dienen te waarborgen. Het geheel overziend kwam de Nationale ombudsman tot de conclusie dat de uitvoering daarvan twee lacunes vertoonde: een periode van zo'n vijf maanden waarin geen vervolgstap werd gezet en er werd onvoldoende gevolg gegeven aan de informatie die door een bepaalde jeugdzorginstelling met betrekking tot A was verstrekt. Dit laatste leidde ertoe, dat de contacten met deze instelling (waarbij later weer werd aangeklopt voor hulp) opnieuw tot stand moesten worden gebracht. Hiermee had het bureau jeugdzorg in strijd met het vereiste van voortvarendheid gehandeld. De onderzochte gedraging was niet behoorlijk.

Overige klachtonderdelen:

- het nemen van onvoldoende actie om de contacten tussen verzoekster en haar voormalige echtgenoot te verbeteren.

Instantie: Bureau Jeugdzorg Gelderland

Klacht:

Verzoekster bij brief verweten elke keer strijd te zoeken en haar gemaand het contact te beperken; onvoldoende actie ondernomen om behandeling verzoeksters dochter in gang te zetten.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau Jeugdzorg Gelderland

Klacht:

Onvoldoende actie ondernomen om het contact tussen verzoekster en haar ex-echtgenoot te verbeteren.

Oordeel:

Niet gegrond