2006/083

Rapport

Bij rechterlijke uitspraak werd bepaald dat de voormalige partner van verzoekster, V., ten behoeve van zijn drie zonen een bedrag van € 544,53 per maand aan alimentatie diende te voldoen. Omdat V. vanaf september 2002 niet meer betaalde, vroeg verzoekster in november 2002 het LBIO de inning van de alimentatie over te nemen.

Verzoekster klaagt erover dat het LBIO vanaf november 2002 onvoldoende heeft getracht om de kinderalimentatie voor haar drie zonen in te vorderen bij haar ex-echtgenoot.

De Nationale ombudsman overwoog dat is niet was gebleken dat het LBIO in de periode tussen 7 juli 2003 en 6 januari 2004 - uit eigen beweging - bij de deurwaarder had geïnformeerd naar de stand van zaken. De verkoop van roerende zaken, die op 13 augustus 2003 zou plaatsvinden, zou namelijk geld kunnen hebben opgeleverd dat aan verzoekster had kunnen worden doorbetaald.

Voorts is gebleken dat het LBIO, na een brief van 7 oktober 2004 aan de deurwaarder, pas op 28 februari 2005 uit eigen beweging om informatie had verzocht bij de deurwaarder.

Het moest er derhalve voor worden gehouden dat het LBIO in de periode van 7 juli 2003 tot 28 februari 2005 niet had bezien of de inspanningen van de deurwaarder voldoende effectief waren en of het zo nodig actie diende te ondernemen teneinde de deurwaarder aan te sturen of aan te sporen over te gaan tot het treffen van executiemaatregelen.

Hiermee heeft het LBIO gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid en bovendien in strijd met zijn eigen beleid.

Overigens was niet begrijpelijk waarom de verkoop, die was aangezegd voor 13 augustus 2003, niet was doorgegaan. Het argument van het LBIO dat de verkoop niet kon doorgaan vanwege de dreiging met een kort geding door de advocaat van V. was hierbij niet overtuigend, omdat was gebleken dat de deurwaarder pas op 16 december 2003 op de hoogte was gesteld van het verzoek om wijziging van de kinderalimentatiebijdrage, zodat van een eventueel kort geding in augustus 2003 nog geen sprake was. De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was.

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Onvoldoende getracht kinderalimentatie voor verzoeksters zonen te innen bij haar ex - echtgenoot.

Oordeel:

Gegrond