Verzoeker maakte al 25 jaar lang gebruik van een stukje gemeentegrond achter zijn woning. In januari 2005 verzocht de gemeente, op grond van gewijzigd beleid, aan verzoeker het stukje grond binnen twee weken te ontruimen en in de oude staat te herstellen. Indien verzoeker dat niet zou doen, zou de gemeente een civielrechtelijke procedure tot ontruiming moeten starten.
Verzoeker klaagde over dit verzoek van de gemeente.
De Nationale ombudsman overwoog dat de gemeente als eigenaar van de grond in haar recht stond om een beleidswijziging met betrekking tot het optreden tegen illegaal gebruik van de grond door te voeren. Daarbij kon zij zich echter niet zonder meer beroepen op haar rechten als eigenaar, maar diende zij een afweging te maken op welke wijze de beleidswijziging op een voor betrokkenen niet onnodig bezwarende wijze kon worden doorgevoerd. De eis van de gemeente dat verzoeker het stukje grond binnen twee weken in de oude staat zou herstellen, was in strijd met het redelijkheidsvereiste. De mededeling van de gemeente aan verzoeker geen discussie over de kwestie te willen voeren, werd door de Nationale ombudsman “onnodig conflictopwekkend” genoemd.
De Nationale ombudsman wees er nog op dat de gestelde termijn van slechts twee weken, naar achteraf is gebleken, slechts een intimiderende betekenis had, want in de maanden daarna is er geen enkele actie tegen verzoeker ondernomen.