Verzoeker maakte bij brief van 28 augustus 2003 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente om een ontheffing van het sluitingsuur te verlenen respectievelijk van de mededeling aan deze stichting dat het college van burgemeester en wethouders kennis had genomen van een aantal te houden festiviteiten. Nadat verzoeker een aantal maal had geïnformeerd naar de stand van zaken, werd op 14 september 2004 een hoorzitting gehouden waarna de commissie van advies voor de bezwaarschriften van de gemeente op 12 oktober 2004 een advies uitbracht. Vervolgens diende verzoeker op 12 januari 2005 een klacht in over het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. Toen afgezien van een ontvangstbevestiging een inhoudelijke reactie op zijn klacht uitbleef, wendde verzoeker zich op 28 februari 2005 tot de Nationale ombudsman.
Hij klaagde erover dat de gemeente tot op dat moment nog niet had beslist op zijn bezwaarschrift.
In reactie op de klacht gaf de gemeente aan dat verzoeker overlast ondervond van de activiteiten van de stichting in het wijkgebouw dat naast zijn woning was gelegen, en dat het de bedoeling was om door middel afspraken en het toezien op de naleving hiervan de overlast zoveel mogelijk te beperken. Hiertoe was een aantal maal, onder meer naar aanleiding van de klacht van verzoeker, overleg gevoerd met diverse betrokken instanties. De beslissing op het bezwaar volgde uiteindelijk niet eerder dan bij brief van 29 juni 2005, nadat de Nationale ombudsman de gemeente tot viermaal toe had gerappelleerd.
De Nationale ombudsman overwoog dat de termijn waarbinnen op het bezwaarschrift was beslist, de wettelijke termijnen zeer fors had overschreden. Op zichzelf was het te waarderen dat de gemeente zocht naar oplossingen voor verzoekers klachten over overlast. Echter de termijn waarop dit zijn beslag had gekregen, was te lang, in aanmerking genomen de tijd die was verstreken tussen de verschillende bijeenkomsten waarvan de gemeente niet inzichtelijk had gemaakt wat er concreet was gebeurd in deze perioden.
Het vereiste van voortvarendheid was dan ook geschonden. De onderzochte gedraging was niet behoorlijk.