2006/071

Rapport

Verzoeker werd aangehouden wegens poging tot diefstal en naar het politiebureau gebracht. Op het terrein van het politiebureau vond een schermutseling plaats tussen verzoeker en politieambtenaar M. Verzoeker maakte een zwaaiende en/of slaande beweging met zijn arm in de richting van de politieambtenaar, en vertoonde de gehele tijd (verbaal) recalcitrant gedrag. Vervolgens gaf de politieambtenaar verzoeker een klap in zijn gezicht.

Verzoeker klaagde erover dat een politieambtenaar disproportioneel geweld jegens hem had gebruikt, als gevolg waarvan verzoeker letsel (een breuk van het jukbeen en de jukbeenboog) had opgelopen.

Gelet op het feit dat er twee andere politieambtenaren in de nabijheid waren, het incident op het terrein van het politiebureau plaatsvond en verzoeker een tengere man is, had het naar het oordeel van de Nationale ombudsman voor de hand gelegen dat M. verzoekers beweging had afgeweerd, hem had gewaarschuwd zich te bedwingen en hem zo nodig op andere - minder verstrekkende - wijze onder controle had gebracht. M. had hierbij gebruik kunnen maken van de bijstand van de andere aanwezige politieambtenaren in de omgeving. Slechts wanneer dit niet het beoogde resultaat zou hebben gehad, zou er mogelijk ruimte zijn geweest voor het toepassen van geweld.

Zelfs wanneer de situatie zich vervolgens zo zou hebben ontwikkeld dat geweldgebruik geboden was, kan het slaan in het gezicht niet snel worden aangemerkt als een passende vorm van geweldgebruik. Een vuistslag in het gezicht kan ernstig letsel tot gevolg hebben. Daarom is het geven van zo'n vuistslag slechts in uitzonderlijke situaties aanvaardbaar te achten. De Nationale ombudsman oordeelde dat het grondrecht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam was geschonden.

Instantie: Regiopolitie Drenthe

Klacht:

Dipsproportioneel geweld gebruikt jegens verzoeker tijdens zijn aanhouding waardoor hij letsel heeft opgelopen.

Oordeel:

Gegrond