Nav een aangifte van zijn vroegere echtgenote werd verzoeker gehoord als verdachte van seksueel misbruik van zijn kinderen. Zijn zaak werd al snel geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Verzoeker verzocht om afgifte van de aangifte/de processen-verbaal om aangifte tegen zijn ex te kunnen doen, vanwege een civiele procedure en om te weten te komen wat met zijn kinderen was gebeurd.
Vz klaagde erover dat het OM zijn verzoek had afgewezen.
Het verzoek van vz kon (mede) worden aangemerkt als een verzoek om verstrekking van derden betreffende persoonsgegevens. Omdat het dateerde van voor 1 september 2004, was daarop de Wet Bescherming persoonsgegevens van toepassing.
De No overwoog dat die wet en met name artikel 8 e geen grondslag vormde voor verstrekking, zodat het OM niet aan het verzoek van vz mocht voldoen. Door verstrekking te weigeren had het OM daarom niet gehandeld in strijd met het vereiste van behoorlijkheid