Verzoeker verhuurde zijn bedrijfspand aan een derde. Een in dat bedrijfspand gelegen kelder maakte echter geen deel uit van de door die derde gehuurde ruimte. Verzoeker had de toegang tot die kelder door middel van een deur afgesloten. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de huurder werd onder leiding van de officier van justitie het betreffende bedrijfspand ter fine van inbeslagneming doorzocht. Daarbij werd ook gezocht in de kelder van het pand. De deur naar de kelder werd daartoe opengebroken. Verzoeker verzocht het College van procureurs-generaal om vergoeding van de aan zijn bedrijfspand toegebrachte schade.
Verzoeker klaagde erover dat het College van procureurs-generaal dat verzoek om schadevergoeding had afgewezen. Meer in het bijzonder klaagde verzoeker erover dat het College van procureurs-generaal daarbij had aangevoerd dat de gevolgen van de doorzoeking binnen het normale bedrijfsrisico van verzoeker, in zijn hoedanigheid van verhuurder, vielen.
De Nationale ombudsman overwoog dat die zienswijze van het College van procureurs-generaal in het licht van de meest recente jurisprudentie van de Hoge Raad wellicht verdedigbaar was, indien het zou gaan om schade veroorzaakt door de inval in de door verzoeker verhuurde ruimte. In dit geval betrof het echter schade die was ontstaan bij het openbreken van een afgesloten kelderruimte die door verzoeker niet aan de verdachte was verhuurd, terwijl de verdachte ook niet over de sleutel van die ruimte beschikte. De Nationale ombudsman was van oordeel dat het College van procureurs-generaal zich niet in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat die schade tot het normale bedrijfsrisico van verzoeker behoorde. Nu door het College van procureurs-generaal niet was aangevoerd dat de schade mede een gevolg was geweest van een aan verzoeker toe te rekenen omstandigheid, kon het College van procureurs-generaal niet tot een afwijzing van de geclaimde schade komen. Het College had derhalve gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste.
De Nationale ombudsman gaf de minister van Justitie in overweging een nieuwe beslissing te geven op het verzoek om schadevergoeding, met inachtneming van het oordeel dat de schade in onderhavig geval buiten het normale bedrijfsrisico van verzoeker viel.