Verzoekster was op grond van de Wet op de Jeugdhulpverlening een ouderbijdrage verschuldigd in verband met de uithuisplaatsing van haar kinderen. Omdat verzoekster een bijstandsuitkering krachtens de norm voor een alleenstaande ontving, werd deze bijdrage door het LBIO op 28 december 1999 buiten invordering gesteld. Op 11 maart 2004 berichtte het LBIO verzoekster dat de buiten invorderingstelling met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2000 ongedaan werd gemaakt omdat verzoekster vanaf die datum een alleenstaande ouderuitkering ontving. Het LBIO stelde verzoekster voor het ontstaan van deze situatie verantwoordelijk aangezien verzoekster het LBIO niet op de hoogte had gebracht van de wijziging in haar financiële situatie terwijl zij wist dat zij dit wel had moeten doen. Het LBIO vorderde dan ook een bedrag van € 3.095,05 van verzoekster terug.
Verzoekster vond het niet juist dat zij verantwoordelijk werd gesteld voor het ontstaan van deze situatie en verweet het LBIO verder dat zij haar pas op 11 maart 2004 had laten weten dat zij met terugwerkende kracht niet meer in aanraking kwam voor buiten invorderingstelling van de bijdrage.
De Nationale ombudsman stelde voorop dat, nu de hoogte van het inkomen van de bijdrageplichtige ouder bepalend is voor het van toepassing verklaren van de buiten invorderingstelling, het in beginsel niet onjuist is dat het LBIO van de bijdrageplichtige ouder verlangt dat hij een relevante wijziging in zijn/haar financiële situatie aan het LBIO doorgeeft. Het LBIO moet de bijdrageplichtige ouder dan wel duidelijk op die verplichting hebben gewezen alsmede wat op dit punt van de ouder wordt verlangd. Dit betekent dat het LBIO in zijn informatievertsrekking duidelijk moet aangegeven op grond waarvan tot buiten invorderingstelling is besloten en wat dit voor consequenties heeft. In dit geval had het LBIO dit nagelaten zodat de Nationale oordeelde dat het LBIO in strijd had gehandeld met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. Dit gaf de Nationale ombudsman aanleiding het LBIO in overweging te geven zijn standpunt, inhoudende dat verzoekster voldoende op de hoogte was van het feit dat zij het LBIO diende te informeren over een wijziging in haar financiële situatie en om die reden gehouden is de betalingsachterstand ten bedrage van € 3.095,05 geheel te voldoen, te heroverwegen, rekening houdend met het feit dat het LBIO tekort is geschoten in zijn informatieverstrekking naar verzoekster.