Verzoeker verzocht de Koninklijke Militaire Academie (KMA) van het Ministerie van Defensie om hem in het bezit te stellen van militaire memorabilia, teneinde deze tijdens een studiereis naar Vietnam aan oud-militairen te overhandigen. Dit verzoek werd afgewezen.
Verzoeker klaagde erover dat de KMA de toezegging om de memorabilia aan hem ter beschikking te stellen, niet is nagekomen.
Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman is naar voren gekomen dat verzoeker van mening was dat hem de toezegging is gedaan, mits hij toestemming had van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en later van het Ministerie van Defensie, dat hem de gevraagde militaire memorabilia ter beschikking zouden worden gesteld. De KMA was echter de mening toegedaan dat nimmer is toegezegd de memorabilia te verstrekken.
De Nationale ombudsman stelde zich op het standpunt dat voordat kon worden beoordeeld of de toezegging al dan niet terecht niet was nagekomen, de vraag moest worden beantwoord of de toezegging was gedaan. In dat verband overwoog de Nationale ombudsman dat de lezingen van enerzijds verzoeker en anderzijds de KMA op dit punt tegenover elkaar stonden terwijl er geen sprake was van feiten of omstandigheden op grond waarvan aan de ene lezing meer betekenis moest worden toegekend dan aan de andere. De Nationale ombudsman achtte het heel goed denkbaar dat er sprake was geweest van een misverstand en dat hetgeen verzoeker als een toezegging had begrepen, niet als zodanig bedoeld was. Het voorgaande betekende dat de Nationale ombudsman niet kon vaststellen of de onderzochte gedraging zich had voorgedaan. De Nationale ombudsman onthield zich om die reden dan ook van een oordeel op dit punt.
Aanbeveling betreffende het grote belang om in kwesties als deze de betrokkene uit te nodigen voor een gesprek waarbij naar een oplossing wordt gezocht.