2006/010

Rapport

Naar aanleiding van een aangifte over onzedelijk betasten van een of meer kinderen werd de zoon van verzoekers in 2001 aangehouden en enkele uren verhoord door de politie. Het p-v van dat verhoor vermeldt o.a. dat de verdachte de beschuldigingen erkende en dat hij het daar erg moeilijk mee had. Hij werd gedagvaard en meldde voor de zitting aan zijn begeleider bij de reclassering - die dit doorgaf aan de officier van justitie- dat hij weet dat hij niets fout heeft gedaan, dat niet waar is wat de politie er achter zoekt en dat hij er ten tijde van de zitting niet meer zal zijn. Daags na de strafzitting, nog voor de uitspraak, pleegde hij suïcide.

Zijn ouders klaagden er onder meer over dat de politie hun zoon tijdens het verhoor onder druk heeft gezet, waardoor hij een bekennende verklaring heeft afgelegd.

De No achtte aannemelijk dat de zoon tijdens het verhoor onder grote druk is komen te staan en dat het vanuit een oogpunt van waarheidsvinding beter was geweest het verhoor op een eerder tijdstip te beeindigen. Van ongeoorloofde pressie is de No echter niet gebleken.

De No kwam tav het verhoor als geheel tot de conclusie dat niet kan worden geoordeeld dat het vereiste van a en a informatieverwerving of het grondrecht van de verdachte om niet door het afleggen van een (bekennende) verklaring mee te werken aan een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek, is geschonden. Een opmerking van de politie met de strekking dat de zoon slechts hulp zou kunnen krijgen als hij “alles” zou bekennen, achtte de No niet behoorlijk.

De klacht van verzoekers luidde verder dat wat in het p-v staat geen directe weergave is van hoe hun zoon daadwerkelijk heeft verklaard. De No overwoog dat het vereiste van professionaliteit meebrengt dat politieambtenaren handelen overeenkomstig de standaarden voor de verslaglegging in een pv van het verhoor van een verdachte. Tot die standaarden behoort het wettelijk voorschrift dat de bekentenis zoveel mogelijk in eigen woorden wordt opgenomen, maar niet dat een verhoor in een situatie als hier speelde wordt opgenomen op video of geluidband. Naar het oordeel van de No oogt de slotpassage van het pv, beginnend met “Ik erken” en gevolgd door enkele kwalificaties als een samenvatting van de verbalisanten, niet als een door de verdachte geformuleerde bekentenis. Dit betekent niet dat niet behoorlijk is gehandeld; de voorafgaande, meer beschrijvende tekst kàn namelijk wel een deugdelijke weergave van verdachtes eigen verhaal zijn. Al met al kwam de No tot de conclusie dat, nu geen geluids- of video-opname voor handen is, hij zich moet onthouden van een oordeel.

In een aanbeveling drong de No er bij de MvJ op aan om in instructies aan politie en OM als uitgangspunt te hanteren dat het opnemen van verhoren van verdachten wordt voorgeschreven en om in kaart te brengen in welke gevallen van opname kan worden afgezien.

Verder klachten over houding/uitlatingen OM tijdens interne klachtprocedure en in gesprek met nabestaanden.

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Zoon onder druk gezet tijdens verhoor waardoor hij bekennende verklaring heeft afgelegd.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Tijdens verhoor onder voorwaarde hulp in het vooruitzicht gesteld.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Verklaring in proces verbaal geen directe weergave van wat verklaard is en hoe verhoor is verlopen.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Arrondissementsparket te Leeuwarden

Klacht:

Niet meegedeeld door officier van justitie dat hij bekend was met een brief van zoon van verzoekers; vragen over het opsporingsonderzoek niet beantwoord; wijze waarop klacht over officier van justitie door Openbaar Ministerie is behandeld.

Oordeel:

Niet gegrond