Verzoeker kocht een schip met aan boord twee marifooninstallaties. Na aankoop diende hij middels een formulier bij het Agentschap Telecom een aanvraag in voor een vergunning voor het gebruik van radiofrequentieruimte. De vergunning werd hem verleend. Ongeveer een jaar later deelde het Agentschap Telecom te Rotterdam (district Zuidwest) verzoeker mee dat was vastgesteld dat hij niet de bij de vergunning verstrekte (nieuwe) radioroepnaam uitzond, maar de oude reeds in de marifooninstallaties geprogrammeerde roepnaam. Verzoeker diende de nieuwe radioroepnaam in de apparatuur te programmeren. Nadat verzoeker hiertoe was overgegaan bleek hem dat hij de mogelijkheid had gehad de oude radioroepnaam te blijven gebruiken.
Verzoeker stelde dat hij voorafgaand aan zijn aanvraag het Agentschap Telecom telefonisch om informatie heeft verzocht met betrekking tot de vergunning. Verzoeker klaagt erover dat het Agentschap Telecom Groningen hem niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid de oude radioroepnaam over te nemen, waardoor hij zich achteraf voor hoge kosten gesteld zag.
De Nationale ombudsman overwoog dat niet kon worden vastgesteld welke informatie voorafgaand aan het verlenen van de vergunning precies tussen verzoeker en het Agentschap Telecom Groningen was uitgewisseld. Op basis van de informatie die het Agentschap Telecom normaliter aan burgers verstrekt, achtte de Nationale ombudsman het echter aannemelijk dat de informatieverstrekking niet adequaat was geweest en deze bovendien niet aansloot bij de tekst van het aanvraagformulier. Dat middels de overdracht van een vergunning de daaraan verbonden (oude) radioroepnaam in gebruik kan blijven, werd niet meegedeeld. Hiermee had het Agentschap Telecom Groningen in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking gehandeld. De onderzochte gedraging was niet behoorlijk.
Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman gaf het Agentschap Telecom aan voornemens te zijn de communicatie aan vergunningshouders met betrekking tot de mogelijkheid om een vergunning over te dragen te verbeteren. De Nationale ombudsman nam hiervan met instemming kennis, maar achtte het gelet op zijn oordeel desalniettemin van belang, dat de communicatie van het Agentschap Telecom ook ten aanzien van anderen dan de vergunninghouders zou worden verbeterd. Daarom gaf de Nationale ombudsman de minister van Economische Zaken in overweging ervoor zorg te dragen, dat het Agentschap Telecom de burger zowel telefonisch als door middel van het aanvraagformulier in overeenstemming met de regelgeving informeert over de mogelijkheid om door middel van vergunningoverdracht een radioroepnaam te behouden voor gebruik.
Overige klachtonderdelen:
- afwijzing verzoek om schadevergoeding.