2005/413

Rapport

Verzoekster wendde zich op 9 december 2003 tot de politie omdat zij aangifte wilde doen. Op een gegeven moment vorderde de politie verzoekster het politiebureau te verlaten, hetgeen zij weigerde. Verzoek­ster werd vervolgens aangehouden, geboeid en geplaatst in een ophoudkamer.

Verzoekster klaagde er onder meer over dat zij bij haar aanhouding is geboeid. Volgens verzoekster was dit helemaal niet nodig omdat zij zich niet tegen haar aanhouding verzette.

De eerste vraag die de Nationale ombudsman diende te beantwoorden is of er een wettelijke grondslag is voor het op gebruikelijke wijze (d.w.z. aan de handen) boeien van arrestanten in een politiecel. De Nationale ombudsman concludeerde dat artikel 8 Politiewet, noch artikel 22 van de Ambtsinstructie, een (wette­lijke) basis biedt voor het gebruik van handboeien bij personen die in een politiecel verblijven. Vervolgens onderzocht de Nationale ombudsman of er, zoals het EVRM voor­schrijft, sprake was van een toegankelijke en voorzienbare regeling waarin is uitgewerkt dat en onder welke omstandigheden politieambtenaren een persoon aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen en die in een politiecel verblijft, mogen boeien. Het bleek de Nationale ombudsman dat een dergelijke regeling ontbreekt. Dit tekort aan normering werkt volgens de Nationale ombudsman willekeur in de hand en is dus niet verenigbaar met de vereisten die in de jurisprudentie inzake artikel 8 EVRM worden gesteld aan de wettelijke basis van inbreu­ken op het recht op privé-leven. De korpsbeheerder stelde desondanks dat het boeien in dit geval was gerechtvaardigd omdat verzoekster zich recalcitrant gedroeg en voorafgaand aan haar aanhouding niet kon worden gefouilleerd. De Nationale ombudsman was het hiermee niet eens. De naleving van grondrechten is immers een wezenlijk kenmerk van een rechtsstaat. Een inbreuk hierop dient aan een aantal voorwaarden te voldoen. Zo moet een dergelijke inbreuk noodzakelijk zijn, steunen op de wet of zijn vastgelegd in een toegan­kelijke en voorzienbare regeling en voorzien in passende waarborgen die onder meer willekeur voorkomen. Slechts op die manier kan in elk geval afzonderlijk steeds een deugdelijke afweging plaatsvinden. Het ontberen van een deugdelijke grondslag en normering doet bovendien afbreuk aan de mogelijkheid om achteraf te kunnen contro­leren of van de bevoegdheid rechtmatig gebruik is gemaakt. Door verzoekster niettemin te boeien, handelde de politie in strijd met het EVRM en schond daarmee het grondrecht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam.

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Naar aanleiding van verzoeksters vermoeden over hennepkwekerij in huis van buren: verzoekster geboeid bij haar aanhouding, verzoeksters echtgenoot niet in kennis gesteld van haar insluiting, tijdens insluiting geen eten verstrekt;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Onvoldoende onderzoek verricht: niet in kruipruimte gekeken, geen speurhond of camera gebruikt.

Oordeel:

Niet gegrond