Verzoekster deed op 16 december 2003 aangifte op basis van eerder verdrongen herinneringen van seksueel misbruik door een aantal familieleden. De officier van justitie had de aangifte geseponeerd.
Verzoekster klaagde erover dat de politie geen bandopname had gemaakt van de aangifte. Tijdens het onderzoek bleek dat er wel een bandopname was gemaakt, welke door de onderzoekster van het Bureau Nationale ombudsman was beluisterd. De Nationale ombudsman onthield zich van een oordeel nu de klacht feitelijke grondslag miste.
Verder klaagde verzoekster erover dat de politie bepaalde onderdelen van haar klacht niet had behandeld tijdens de interne klachtenprocedure. De politie had verzoekster geen nadere vragen gesteld over haar uitgebreide klacht, maar was gelijk overgegaan tot de schriftelijke afhandeling van de klacht. Daardoor heeft de politie ten onrechte een aantal klachtonderdelen buiten beschouwing gelaten, hetgeen in strijd was met het motiveringsvereiste.
Verzoekster klaagde erover dat zij op 16 december 2003 onvoldoende gelegenheid had gehad om haar aangifte te lezen en corrigeren. De ontkenning van de betrokken ambtenaar op dit punt in combinatie met de bevindingen van de onderzoekster van het Bureau Nationale ombudsman tijdens het beluisteren van de bandopname van de aangifte, leidden ertoe dat de Nationale ombudsman vond dat er geen sprake was van schending van het vereiste van administratieve nauwkeurigheid.
Verzoekster klaagde erover dat zij lang had moeten wachten op een kopie van haar aangifte. De Nationale ombudsman oordeelde dat er geen sprake was van handelen in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking, doordat de betrokken ambtenaar, die aansluitend aan de aangifte vakantie had, verzoekster direct na haar vakantie het afschrift had toegestuurd. De Nationale ombudsman merkte nog wel op dat het de voorkeur had verdiend dat verzoekster direct na haar aangifte een afschrift had meegekregen van het proces-verbaal.
Verzoekster klaagde erover dat de korpsbeheerder geen advies had ingewonnen bij de klachtencommissie. De Nationale ombudsman vond dat er geen sprake was van een van de in de klachtenprocedure voorgeschreven situaties waarin hij verplicht was advies te vragen en dat hij ook geen gebruik had hoeven maken van de hem resterende beleidsvrijheid op dat punt. Het beginsel van fair play was niet geschonden.
Verzoekster klaagde erover dat de officier van justitie enkel op verklaring van de politie had aangenomen dat er een bandopname was van de aangifte. De officier had het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving niet geschonden door alleen bij de politie te informeren naar het bestaan van de band, nu dat de enige instantie was die verzoekster daarover kon informeren.
Verzoekster klaagde erover dat de politie en de officier van justitie naar elkaar hadden verwezen bij de behandeling van een aantal procedurele en taalkundige klachten over de aangifte, waardoor deze niet waren behandeld. Alhoewel de Nationale ombudsman zich kon voorstellen dat er bij verzoekster verwarring was ontstaan over wie die klachten moest behandelen, kon de Nationale ombudsman toch niet tot een oordeel komen nu niet was gebleken dat er sprake was van verwijzingen over een weer.