Verzoeker bood zijn nieuwe (tweedehands) auto aan voor een APK-keuring bij het bedrijf waar hij de auto had gekocht. De auto werd goedgekeurd. Nu de auto kort na de keuring gebreken vertoonde, wendde hij zich tot het bedrijf dat zijn auto had gekeurd. Volgens verzoeker had het gebrek bij de APK-keuring tot afkeur moeten leiden. Toen verzoeker na rappel nog niets had gehoord, wendde hij zich tot de Dienst Wegverkeer (RDW). Inmiddels had verzoeker reparaties aan de auto laten uitvoeren. De RDW liet weten dat men gedurende de geldigheid van het keuringsrapport in beroep kon gaan tegen de goedkeuring van een auto. Nu er in verzoekers zaak delen waren vervangen, liet de RDW weten dat geen oordeel meer kon worden gegeven.
Verzoeker klaagde erover dat de RDW hem bij brieven van 16 en 25 februari 2004 had laten weten dat het administratief beroepschrift tegen de APK-keuring van zijn auto niet in behandeling werd genomen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de RDW allereerst had nagelaten verzoekers brief als administratief beroepschrift aan te merken en als zodanig te behandelen. Zo had de RDW niet de ontvangst van het administratief beroepschrift bevestigd conform artikel 6:14, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.
Voorts had de RDW verzoeker er niet op gewezen dat een herkeuring niet altijd een duidelijk antwoord kan opleveren op de vraag of de eerste keuring al dan niet op de juiste wijze was uitgevoerd en dat tussentijdse ingrepen aan het voertuig het ernstige risico inhielden dat de staat van het voertuig ten tijde van de eerste keuring niet meer kan worden vastgesteld. De RDW had verzoeker vervolgens niet verzocht aan te geven of hij, onder verwijzing naar die informatie al dan niet volhardde in zijn verzoek om behandeling van zijn administratief beroepschrift.
Voorts liet de Nationale ombudsman weten dat hij inzag dat indien na de eerste APK-keuring veranderingen aan een voertuig waren aangebracht, het lastig is met zekerheid vast te stellen in welke staat een voertuig verkeerde toen dit voor het eerst ter keuring werd aangeboden. Echter, door het beroepschrift om die reden buiten behandeling te laten, had de RDW onvoldoende invulling gegeven aan de enige voor verzoeker openstaande mogelijkheid om op te komen tegen een zijns inziens ten onrechte verleende goedkeuring van het voertuig. Daarmee heeft de RDW het beginsel van fair play geschonden.