Op 9 oktober 2002 ontving de besloten vennootschap van verzoeker een beschikking krachtens de Wahv wegens een snelheidsovertreding met een motorfiets. Verzoeker ging tegen deze beschikking in beroep bij achtereenvolgens de officier van justitie te Dordrecht en de kantonrechter. Voorts diende verzoeker klachten in bij het arrondissementsparket te Dordrecht omtrent de beroepsprocedure
Verzoeker klaagde er onder meer over dat de officier van justitie te Dordrecht hem onjuist had geïnformeerd omtrent de datum waarop het beroepschrift voor de kantonrechter door de officier van justitie diende te zijn ontvangen, en over het stellen van zekerheid.
De Nationale ombudsman overwoog dat het vermelden door de officier van justitie dat een beroepschrift binnen zes weken moet zijn ontvangen, terwijl op grond van artikel 6:7 jo. 6:9 Awb een beroepschrift per post later mag aankomen zolang dit binnen die zes weken ter post is bezorgd, in strijd is met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.
Verder overwoog de Nationale ombudsman dat de tekst op de achterzijde van de beschikking dat binnen veertien dagen na ontvangst van het beroepschrift door de officier van justitie zekerheid moet worden gesteld, afwijkt van de wettelijke tekst van artikel 11 Wahv. Bovendien verschaft de tekst onvoldoende duidelijkheid over de uiterste betaaldag. Dit is eveneens in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de gedragingen niet behoorlijk waren.
De Nationale ombudsman deed de minister van Justitie de aanbeveling om de standaardtoelichting bij beschikkingen van de officier van justitie, onder punt 3. te herzien op een wijze die aansluit bij de bewoordingen van de artikelen 6:7 en 6:9 Awb. Nu ook de tekst onder punt 1. van de standaardtoelichting niet overeenkomt met de artikelen 6:7 en 6:9 Awb, adviseerde de Nationale ombudsman deze op dezelfde wijze te herzien.
De Nationale ombudsman nam met instemming kennis van de herziening van de standaardtoelichting bij een beslissing van de officier van justitie op een beroep tegen een sanctie die is opgelegd krachtens de Wahv, onder punt 3., op een wijze die aansluit bij de wettelijke termijn voor het stellen van zekerheid, zoals weergegeven in artikel 11, derde lid, Wahv.
Overige klachtonderdelen: klachtprocedure