Verzoeker kwam op voor de belangen van praktijkhoudende dierenartsen (practitioners) die een verschil van mening hadden met de Voedsel en Warenautoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (VWA/RVV) over de honorering van werkzaamheden. Verzoeker klaagde erover dat de Directeur van de VWA/RVV in nieuwe raamcontracten met practitioners de tarieven voor werkzaamheden had verlaagd. Verder klaagde verzoeker erover dat de VWA/RVV verplichtingen uit oude raamovereenkomsten en deelovereenkomsten niet was nagekomen.
Ten aanzien van de verlaging van de tarieven overwoog de Nationale ombudsman dat het in het belang van het terugdringen van het exploitatietekort niet onredelijk was dat de Directeur van de VWA/RVV naast de maatregelen die hij had genomen ten aanzien van de VWA/RVV zelf (vacaturestop, krimp-operatie en reorganisatie), ook de kosten van externe inhuur wilde verminderen door de tarieven voor practitioners aan te passen. Voorts overwoog de Nationale ombudsman dat vertegenwoordigers van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) met hun inbreng een reële invloed hadden gehad op de uiteindelijke wijzigingen in de tariefstructuur en dat de aanpassingen evenwichtig en gematigd waren. De Directeur van de VWA/RVV had voldoende de belangen van practitioners afgewogen en de uitkomst van die belangenafweging was niet onredelijk. De aanpassing van de tariefstructuur voor practitioners was dan ook niet in strijd met het redelijkheidsvereiste. De onderzochte gedraging was behoorlijk.
Ten aanzien van het niet nakomen van verplichtingen uit de oude raamovereenkomsten en deelovereenkomsten overwoog de Nationale ombudsman dat de VWA/RVV in strijd met het vereiste van rechtszekerheid had gehandeld. De onderzochte gedraging was niet behoorlijk.