Verzoeker was in januari 2002 gaan samenwonen met zijn vriendin. Na de geboorte van hun dochter in maart 2002 waren tussen verzoeker en zijn vriendin echter problemen ontstaan. Volgens verzoeker was zijn vriendin regelmatig gewelddadig en agressief tegenover hem. Hij had daarvan meermalen bij de politie melding gemaakt. Omdat de agressie van zijn vriendin aanhield, had verzoeker uiteindelijk bij de politie aangifte van mishandeling gedaan. Twee maanden later probeerde verzoeker aanvullende aangifte van mishandeling te doen. De politie weigerde op dat moment echter die aangifte op te nemen.
Verzoeker klaagde er onder andere over dat de politieambtenaren niet juist hadden gereageerd op zijn poging om aangifte te doen van huiselijk geweld, door opmerkingen te maken als `ik vermoed dat jij de problemen zelf opzoekt' en `wat ben ij voor een vent die aangifte wil doen tegen de moeder van je dochter'. Verzoeker voelde zich daardoor onvoldoende serieus genomen.
De Nationale ombudsman kon niet vast stellen of de gewraakte opmerkingen waren gemaakt. De Nationale ombudsman onthield zich op dit punt van dan ook van het geven van een oordeel. De Nationale ombudsman stelde echter wel vast dat de politieambtenaren verzoeker hadden ontraden om aanvullende aangifte te doen en uiteindelijk zelfs hadden geweigerd om die aangifte op te nemen. Die handelwijze was strijdig met de kort daarvoor in werking getreden “Aanwijzing huiselijk geweld” van het College van procureurs-generaal. Uitgangspunt van die aanwijzing is namelijk dat in zaken van huiselijk geweld waarvan de politie kennis krijgt, de politie bevordert dat aangifte wordt gedaan door het slachtoffer. De politieambtenaren hadden aldus gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid. De Nationale ombudsman achtte de gedraging op dit punt dan ook niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman nam er overigens met instemming kennis van dat het politiekorps beleid had ontwikkeld en vastgesteld aangaande het onderwerp “Huiselijk Geweld” en dat er in dat kader inmiddels opleidingstrajecten waren geweest en taakaccenthouders `Huiselijk Geweld” waren aangesteld.
Overige klachtonderdelen:
De wijze van reageren op twee meldingen en de aangifte
De behandeling van de aangifte
De weigering om aanvullende aangifte op te nemen