Verzoeker gaf in een brief aan de politie aan dat hij drie niet nader toegelichte klachten aan de klachtencommissie wilde voorleggen. Na meerdere malen te zijn verzocht om zijn klacht toe te lichten, schreef verzoeker aan de voorzitter van de klachtencommissie dat de klachtenbehandelaar telefonisch niet bereikbaar was.
Verzoeker klaagde erover dat hij door de voorzitter van de klachtencommissie hem niet in de gelegenheid werd gesteld om ook andere klachten dan die over de klachtbehandelaar te bespreken. Ook kreeg hij geen toestemming om een brief van zijn advocaat te overhandigen.
De Nationale ombudsman overwoog dat klachten zowel mondeling als schriftelijk kunnen worden ingediend, in het geval deze mondeling worden ingediend worden ze op schrift gesteld door degene die ze ontvangt. Dat was in dit geval niet gebeurd. De Nationale ombudsman achtte het aannemelijk dat het niet doenlijk was geweest om andere klachten van verzoeker op papier te zetten, omdat verzoeker een stortvloed van woorden had uitgestort over de klachtbehandelaar. Ook een medewerker van de Nationale ombudsman had telefonisch niet helder kunnen krijgen welke klachten verzoeker had. Om die reden achtte de Nationale ombudsman het juist dat aan verzoeker zelf was verzocht om een en ander op schrift te stellen.
Nu verzoeker dit niet had gedaan, behalve ten aanzien van de klacht over de bereikbaarheid van de klachtbehandelaar, was de Nationale ombudsman van oordeel dat de voorzitter van de klachtencommissie overeenkomstig het beginsel van fair play had gehandeld door verzoeker niet toe te staan over andere klachten te spreken die hij niet eerst formeel bij de politie had ingediend. De onderzochte gedraging was behoorlijk.
Overige klachten: Het vooraf bespreken van de klacht tussen de voorzitter van de klachtencommissie en de chef van de klachtbehandelaar. Geen schending van het verbod van vooringenomenheid.