Verzoeker klaagde erover dat het LBIO hem niet (duidelijk) had geïnformeerd over het opheffen van het beslag op zijn boedel en dat het LBIO hem over de opheffing eerst in kennis heeft gesteld nadat verzoeker terzake een klacht had ingediend.
De Nationale ombudsman stelde voorop dat het voor een beslagene van belang is te weten wanneer hij weer vrijelijk de beschikking krijgt over de goederen waarop het beslag rust. Volgens de Nationale ombudsman is het bestuursorgaan dat opdracht tot het beslag heeft gegeven verantwoordelijk voor de informatieverstrekking over het beslag richting de beslagene. Het verantwoordelijke bestuursorgaan kan er voor kiezen zelf de beslagene te informeren, maar kan ook met de ingeschakelde deurwaarder afspreken dat hij de beslagene rechtstreeks informeert. Deze laatste mogelijkheid neemt overigens niet weg dat de opdrachtgevende instantie eindverantwoordelijk blijft voor de informatieverstrekking.
De Nationale ombudsman was van mening dat het LBIO in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking had gehandeld door verzoeker in de brief van 25 mei 2004 geen zekerheid te verstrekken over (het tijdstip van) het al dan niet opgeheven zijn van het beslag, maar te volstaan met de mededeling dat de deurwaarder was verzocht het incasso-traject stop te zetten.