Op 13 januari 2005 betraden politieambtenaren de woning van verzoeker in Den Haag om deze woning te doorzoeken. Verzoeker verbleef op dat moment in Marokko.
Verzoeker klaagde erover dat de korpschef in zijn brief van 31 januari 2005 niet inhoudelijk was ingegaan op zijn verzoek van 20 januari 2005 om nadere informatie over de doorzoeking in zijn woning op 13 januari 2005. Het verzoek was opgenomen in een klachtbrief.
De Nationale ombudsman overwoog dat tijdens het onderzoek was komen vast te staan dat de doorzoeking deel had uitgemaakt van de opsporing van een strafbaar feit. Verzoeker was hierbij aangemerkt als verdachte.
Ingevolge artikel 9:8 Awb was de korpschef niet verplicht de klacht te behandelen. Hij had in zijn brief van 31 januari 2005 dan ook niet inhoudelijk hoeven ingaan op het verzoek van verzoeker om nadere informatie omtrent de doorzoeking. De Nationale ombudsman achtte het voorts juist dat de korpschef in zijn brief had aangegeven dat verzoeker bij het betreffende onderzoeksteam informatie kon verkrijgen. Dat verzoeker hiervan geen gebruik maakte, doet hieraan niet af.
De politie handelde conform het beginsel van fair play. De Nationale ombudsman achtte de gedraging behoorlijk.