2005/281

Rapport

Verzoekster diende op 13 juli 2004 een bezwaarschrift in bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Heerlen tegen de beslissing van het UWV over het niet nakomen van haar verplichtingen ingevolge de WAO. Op 27 mei 2005 werd de beslissing door het UWV afgegeven.

Verzoekster klaagde erover dat het UWV op 10 februari 2005 nog steeds geen beslissing op haar bezwaarschrift had genomen, ondanks de aan haar op 16 december 2004 schriftelijk gedane toezegging haar bezwaarschrift alsnog met voorrang te zullen afhandelen.

De Nationale ombudsman overwoog dat het UWV in strijd had gehandeld met de wettelijke beslistermijnen door de beslissing pas op 27 mei 2005 af te geven. De door het UWV gegeven verklaring voor deze lange behandelingsduur kon deze lange behandelingsduur niet rechtvaardigen. Van het UWV had mogen worden verwacht dat het verzoekster actief had benaderd toen het UWV bepaalde stukken van verzoekster niet had ontvangen. Voorts had het UWV geen enkele verklaring gegeven voor het feit waarom het, nadat verzoekster de betreffende stukken op 24 februari 2005 opnieuw aan het UWV had opgestuurd, tot 27 mei 2005 moest duren alvorens een beslissing werd genomen op haar bezwaarschrift.

Het UWV heeft aldus in strijd gehandeld met het vereiste van voortvarendheid. De Nationale ombudsman oordeelde dat de gedraging niet behoorlijk was.

Instantie: UWV Heerlen

Klacht:

Geen beslissing genomen op ingediende bezwaarschrift, ondanks toezegging het bezwaarschrift met voorrang te zullen afhandelen.

Oordeel:

Gegrond