Verzoekster diende bij de belastingdienst een T-aangiftebiljet inkomstenbelasting over het jaar 2003 in. Op de aangifte vermeldde verzoekster geen rekeningnummer waarop zij een eventuele teruggaaf wenste te ontvangen. Door de Belastingdienst werd de verzoekster toekomende teruggaaf gestort op een op haar naam staande rekening.
Verzoekster klaagde erover dat de Belastingdienst niet bereid is de teruggaaf alsnog op het door haar gewenste rekeningnummer te storten.
De Nationale ombudsman overwoog dat de Belastingdienst ten aanzien van de terugbetaling niet aan de op hem rustende informatieverplichting had voldaan. De Belastingdienst had het rekeningnummer dat voorkwam in zijn Vastgirobestand niet voor de betrokken teruggave bij verzoekster geverifieerd. De Belastingdienst heeft door dit na te laten het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving geschonden. De Nationale ombudsman oordeelde derhalve dat de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk was.
Dit betekende evenwel niet dat de Belastingdienst in dit geval in redelijkheid had kunnen besluiten de teruggaaf niet opnieuw te storten op de door verzoekster gewenste rekening. Hierbij overwoog de Nationale ombudsman dat de rekening waarop de Belastingdienst de teruggaaf had gestort ten tijde van de storting op naam stond van verzoekster. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:114 Burgerlijk Wetboek had de Belastingdienst met die storting dan ook bevrijdend aan zijn verplichting voldaan, tenzij verzoekster de betrokken rekening rechtsgeldig had uitgesloten. De Nationale ombudsman volgde verzoekster niet in haar stelling dat zij het rekeningnummer waarop de Belastingdienst de teruggaaf had gestort rechtsgeldig had uitgesloten.
Inzoverre achtte de Nationale ombudsman de onderzochte gedraging behoorlijk.